Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] en bezit de Togolese nationaliteit. Haar zoon is geboren op [geboortedatum 2] en bezit eveneens de Togolese nationaliteit.
2. Op 28 oktober 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 16 mei 2008 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Almelo, van 29 oktober 2009 (AWB 08/20816) is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 juli 2010 is het daartegen door verweerder ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en het beroep alsnog ongegrond verklaard (nr. 200909121/1/V1).
3. Op 11 februari 2016 heeft eiseres opnieuw een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aan deze aanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het tijdstip waarop eiseres haar gestelde homoseksuele gerichtheid naar voren heeft gebracht, namelijk ruim acht jaar na aankomst in Nederland, alsmede haar verklaring dat zij niet eerder wist dat homoseksualiteit in Nederland niet verboden was, bij voorbaat afdoen aan de geloofwaardigheid van het relaas. Vervolgens heeft verweerder verschillende tegenstrijdigheden, ongerijmdheden en wisselende verklaringen geconstateerd in het relaas van eiseres en is verweerder gelet daarop tot de conclusie gekomen dat de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig is.
5. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres niet niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Dit is in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2170), waaruit volgt dat indien een vreemdeling pas bij een opvolgende asielaanvraag naar voren brengt dat hij of zij homoseksueel is, verweerder deze aanvraag dient te beoordelen als ware het een eerste aanvraag. Verweerder heeft onderhavige aanvraag van eiseres inhoudelijk beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat deze ongegrond is. Vervolgens heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat één van de omstandigheden genoemd in artikel 30b, eerste lid, van de Vw zich voordoet, namelijk dat er sprake is van een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard. 7. In geschil is of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Vw van 27 november 2014 (Kamerstukken II, 34088, nr. 3) volgt dat een aanvraag kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond wanneer er in redelijkheid geen twijfel mogelijk is over de ongegrondheid van de aanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat het enkele feit dat de omstandigheid genoemd in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw zich voordoet, onvoldoende was om de aanvraag van eiseres af te kunnen wijzen als kennelijk ongegrond. Uit de brief van verweerder van 15 februari 2016 blijkt dat de aanvraag van eiseres is afgedaan in de verlengde asielprocedure, omdat verweerder meer tijd nodig had om een goede beslissing te kunnen nemen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt reeds daaruit dat er geen sprake was van een situatie waarbij in redelijkheid geen twijfel mogelijk is over de ongegrondheid van de aanvraag.
8. Uit het voorgaande volgt dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen gebrek dat gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu niet aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. Doordat de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, zijn er immers andere rechtsgevolgen aan het besluit verbonden dan wanneer de aanvraag zou zijn afgewezen als ongegrond. Gelet daarop is het beroep gegrond en zal de rechtbank het besluit vernietigen en bestaat er ook geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank zal uit het oogpunt van finale geschilbeslechting vervolgens beoordelen of de aanvraag terecht is afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen dat tijdens het gehoor opvolgende aanvraag gebruik is gemaakt van een interne vragenlijst, gebaseerd op de thema’s die worden beschreven in de IND werkinstructie 2015/9 (WI 2015/9). In de uitspraak van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) heeft de Afdeling geoordeeld dat de WI 2015/9 op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen en dat verweerder aan de hand van deze vaste onderzoeksmethode op een zorgvuldige manier onderzoek verricht naar een gestelde seksuele gerichtheid als asielmotief. 10. De rechtbank is van oordeel dat eiseres conform de WI 2015/9 is gehoord. In geschil is de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de gestelde homoseksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig is geacht.
11. Uit de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2016 volgt dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van een gestelde homoseksuele gerichtheid terecht veel waarde hecht aan de verklaringen van een vreemdeling over zijn eigen ervaringen. Daarbij gaat het met name om het bewustwordingsproces. De vreemdeling moet kunnen verklaren over het moment waarop of de periode waarin hij zich bewust is geworden van zijn seksuele gerichtheid, wat deze seksuele gerichtheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad voor de manier waarop hij uiting heeft gegeven aan zijn seksuele gerichtheid. Dit alles moet worden bezien tegen de achtergrond van het land van herkomst en de omgeving waar de vreemdeling vandaan komt, waarbij relevant zijn het moment van bewustwording en eventuele andere belangrijke momenten, zoals het aangaan van een relatie.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende waarde heeft gehecht aan de verklaringen van eiseres over de verschillende ervaringen die deel uit hebben gemaakt van haar bewustwordingsproces. Eiseres heeft verklaard over een lange periode, vanaf haar kindertijd tot nu, waarin zij zich bewust is geworden van haar homoseksuele gerichtheid, daartegen heeft gevochten en er uiteindelijk voor uit heeft durven komen. Zo heeft zij verklaard over verschillende relaties die zij in Nederland is aangegaan, eerst met een man en daarna tweemaal met een vrouw, die alle deel hebben uitgemaakt van dit proces. Verweerder stelt ten onrechte dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over deze relaties en de betekenis ervan. Voorts heeft zij over het incident met een vriendinnetje dat plaatsvond toen eiseres twaalf jaar was, verklaard dat ze dit pas later kon plaatsen en zich toen pas realiseerde wat haar gevoelens ten opzichte van dit vriendinnetje betekenden. Tevens blijkt uit de verklaringen van eiseres dat zij, toen ze nog in Togo woonde, niet wist wat homoseksualiteit was noch dat het verboden was. Pas na het incident met het vriendinnetje en de reactie van haar ouders daarop, begreep zij dat het verboden was.
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank voorts van oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen dat van haar verwacht mocht worden dat zij eerder had verklaard over haar homoseksuele gerichtheid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres op 16-jarige leeftijd naar Nederland is gekomen, dat zij toen zwanger was en getraumatiseerd, naar haar zeggen doordat zij in Togo is verkracht en haar ouders zijn vermoord. De traumatisering van eiseres wordt bevestigd door een in beroep overgelegde verklaring van een psychiater. Voorts acht de rechtbank van belang dat de in beroep overgelegde verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , beiden verbonden aan COC Leiden, het relaas van eiseres bevestigen. [betrokkene 1] bevestigt het moeizame proces van ‘coming out’ en [betrokkene 2] beschrijft de uitingsproblemen van veel vrouwen uit Afrikaanse culturen als het gaat om hun seksualiteit. Verweerder heeft nagelaten deze informatie op kenbare wijze en in samenhang met de hiervoor besproken verklaringen van eiseres te beoordelen.
14. Met betrekking tot de tegenstrijdigheden, ongerijmdheden en wisselende verklaringen die verweerder aan eiseres heeft tegengeworpen, oordeelt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres ongerijmd zou hebben verklaard over de gang van zaken op het moment dat zij door haar ouders werd betrapt met haar vriendinnetje. Uit het rapport gehoor opvolgende aanvraag blijkt dat eiseres telkens heeft verklaard dat zij zich er niet van bewust was dat de spelletjes die zij met haar vriendinnetje deed, werden beschouwd als iets slechts. Ook bij de correcties en aanvullingen van 12 februari 2016 heeft eiseres dit nogmaals benadrukt. Voorts heeft verweerder ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij ongerijmd heeft verklaard over het conflict tussen haar ouders en de ouders van haar vriendinnetje, nu dit niet relevant is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de homoseksuele gerichtheid van eiseres.
15. Uit het vorenstaande vloeit voort dat ook de afwijzing op grond van artikel 31 van de Vw als ongegrond niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om zelf in deze zaak te voorzien. Verweerder dient een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
16. Er bestaat geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen.
17. Verweerder zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.