ECLI:NL:RBDHA:2016:8227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
VK-15/19668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese vreemdeling op basis van niet-authentieke huwelijksakte

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Eritrese vreemdeling, had een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd op basis van een huwelijksakte met zijn echtgenote, die ook de Eritrese nationaliteit bezit. De aanvraag werd afgewezen omdat de overgelegde kerkelijke huwelijksakte door Bureau Documenten als niet echt werd aangemerkt. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de huwelijksakte authentiek is en dat hij niet in staat is om een contra-expertise te laten uitvoeren vanwege financiële beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het huwelijk bij de referente ligt en dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat de huwelijksakte authentiek is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het rapport van Bureau Documenten mocht baseren en dat het bestreden besluit zorgvuldig is genomen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/19668
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 juli 2016 in de zaak tussen
[naam], eiser,
gemachtigde: mr. M. Rasul,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. L. Verheijen.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 oktober 2015 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 25 mei 2016. Eiser is ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam referente] (hierna: referente) en A. Solomon, tolk in de Eritrese taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Eritrese nationaliteit. Referente, die eveneens de Eritrese nationaliteit heeft, is bij besluit van 23 september 2014 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 13 oktober 2014 heeft referente ten behoeve van eiser een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd in het kader van nareis asiel. Referente heeft gesteld dat eiser haar echtgenoot is.
Op 3 februari 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 3 februari 2015 ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor nareis. De overgelegde kerkelijke huwelijksakte is als niet echt aangemerkt door Bureau Documenten, zodat het huwelijk tussen eiser en referente niet is aangetoond. Referente heeft geen contra-expertise laten uitvoeren, daarom wordt uitgegaan van de conclusies van Bureau Documenten. Eiser en referente hebben niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk gehuwd zijn.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de kerkelijke huwelijksakte echt is. Referente kan geen contra-expertise laten uitvoeren vanwege onvoldoende financiële middelen. Verder stelt eiser dat verweerder zich ervan dient te vergewissen dat het onderzoek door Bureau Documenten zorgvuldig is geweest. Het is niet inzichtelijk welke stukken ten grondslag liggen aan het onderzoek. Het bestreden besluit is daarom in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw worden verleend aan de echtgenoot van de vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vw is verleend, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorde tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vw, is verleend.
Ingevolge het vierde lid van artikel 29 van de Vw kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vw, eveneens worden verleend aan een gezinslid als bedoeld in het tweede lid, dat slechts niet uiterlijk binnen drie maanden is nagereisd nadat aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw is verleend, indien binnen die drie maanden door of ten behoeve van dat gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf is aangevraagd.
5. Volgens paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, zoals die luidde ten tijde van de aanvraag en voor zover van belang, verleent verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw, als de echtgenoot of partner vóór binnenkomst van de hoofdpersoon in Nederland feitelijk tot zijn gezin heeft behoord en die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De hoofdpersoon onderbouwt dit met documenten. De hoofdpersoon moet aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen verstrekken over het feitelijk behoren tot zijn gezin als de hoofdpersoon de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen.
6. Uit het voorgaande volgt dat de bewijslast van het behoren tot het gezin, bij de hoofdpersoon (referente) ligt.
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 19 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1232 (zie ook recenter: 16 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3269) geoordeeld dat nu de beoordeling of een door een vreemdeling overgelegd document authentiek dan wel vals of vervalst is, een specifieke deskundigheid vereist die verweerder noch de bestuursrechter heeft, een vreemdeling de uitkomst van een zodanige beoordeling door Bureau Documenten slechts met succes zal kunnen bestrijden door middel van een andersluidend deskundigenrapport; het aanvoeren van concrete aanknopingspunten op basis waarvan een vreemdeling meent dat niet van de juistheid van de uitkomst van het deskundigenadvies van Bureau Documenten kan worden uitgegaan, is onvoldoende. Indien een vreemdeling zodanig advies niet overlegt, mag verweerder derhalve van de uitkomst van het deskundigenadvies van Bureau Documenten uitgaan, mits hij zich ervan heeft vergewist dat het - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
8. Uit het rapport van Bureau Documenten van 1 juli 2015 volgt dat de overgelegde kerkelijke huwelijksakte is onderworpen aan een echtheidsonderzoek. Bureau Documenten concludeert dat, gelet op het beschikbare vergelijkingsmateriaal, het document waarschijnlijk niet echt is. Er kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser geen contra-expertise heeft overgelegd en ook niet heeft onderbouwd dat referente onvoldoende financiële middelen heeft om een deugdelijk onderzoek te laten verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank is het door verweerder aan zijn standpunt ten grondslag gelegde rapport van Bureau Documenten zorgvuldig opgesteld en naar inhoud inzichtelijk en concludent. Gelet op de bescherming van de methode van onderzoek door Bureau Documenten heeft verweerder niet hoeven uit te leggen aan referente waarin de kerkelijke huwelijksakte verschilt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Verweerder heeft zich dan ook op de uitkomst van de beoordeling van Bureau Documenten mogen baseren.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten eiser niet in aanmerking te laten komen voor de gevraagde mvv.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.