ECLI:NL:RBDHA:2016:7283
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen informatiebeschikking en ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een opgelegde informatiebeschikking. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.J.H.M. Berndsen, had bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking die was afgegeven door de inspecteur van de Belastingdienst op 11 november 2015. De informatiebeschikking was het gevolg van een boekenonderzoek en had betrekking op de administratieve verplichtingen van de eiser over de jaren 2009 tot en met 2013. Tijdens de zitting op 12 april 2016 werd duidelijk dat het bezwaar van de eiser niet tijdig was ingediend, aangezien het bezwaarschrift pas op 11 oktober 2015 door verweerder was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 21 augustus 2015 was geëindigd.
De rechtbank overwoog dat het aan verweerder was om aan te tonen dat de informatiebeschikking op het juiste adres was ontvangen. Eiser had betwist dat hij op de hoogte was van de informatiebeschikking en stelde dat hij pas na gesprekken met verweerder op de hoogte was geraakt. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende rechtvaardiging had gegeven voor de termijnoverschrijding en dat hij, gezien de professionele bijstand van zijn boekhouder, tijdig bezwaar had moeten indienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.
De uitspraak werd gedaan door mr. T.A. de Hek, in aanwezigheid van griffier mr. E.J.P. Nevens, en werd openbaar uitgesproken op 26 april 2016. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.