Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 januari 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de akte overlegging producties ten behoeve van de comparitie van partijen van [eiser] ;
- de tijdens de comparitie van partijen namens partijen voorgedragen pleitnotities;
- het proces-verbaal van de op 8 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen.
2.De feiten
“voor kennisgeving aangenomen”.
“met de grootschalige inzet van Nederlandse militairen in 1947 aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft geplaatst”.
Altijd Wat. Daar vertelde hij onder andere hoe hij in 1947 opgepakt werd door Nederlanders en acht dagen in een suikerfabriek met stroom werd gemarteld door een Nederlandse militair. Ook omschrijft hij de pijn die hij als gevolg daarvan voelde.
Bekendmaking van de Minister van Buitenlandse zaken en de Minister van Defensie van 10 september 2013 (…) van de contouren van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi(hierna: de Bekendmaking).
3.Het geschil
4.De beoordeling
toepasselijk recht
acta iure imperii) waarvoor de Staat immuniteit van jurisdictie geniet buiten Nederland en alleen in Nederland in rechte kan worden betrokken. Op geen enkele manier blijkt dat [eiser] de Staat binnen de korte verjaringstermijn van de Verjaringswet van 1924 of de in artikel 2004 BW (oud) neergelegde verjaringstermijn van dertig jaar voor een Nederlandse rechter had kunnen dagen met de nu door hem ingestelde vordering.
Altijd watmaakt het voorgaande niet anders, aangezien gesteld noch gebleken is dat hij toen wist dat hij de Staat in verband daarmee voor de Nederlandse rechter zou kunnen dagen.
kunnenleveren, omdat de door hem gestelde foltering – voor zover nu valt te overzien – geen voorwerp van strafrechtelijk of ander onderzoek is geweest en het de vraag is of er voldoende bewijs voorhanden zal blijken te zijn ter ondersteuning van zijn eigen verklaring.
Mijn vingers werden vastgebonden met een kabel die aangesloten was op een apparaat die stroom opwekt als het gedraaid wordt. Mijn lichaam trilde en ik moest een antwoord geven of ik soldaat was.”
We werden digelongong (water in de mond met geweld) daarna staan ze op onze buiken totdat het water uit onze mond braken. Ik voel me opgeblazen vol water, toen werd er gevraagd of ik soldaat was, antwoordde ik: “ja … ja.”(…) Ik werd staan aan een paal vastgebonden.”
Altijd Wat.
5.De beslissing
2 maart 2016voor het nemen van een akte door de Staat waarin hij zijn betwisting van de stellingen van [eiser] nader toelicht en – zo mogelijk – met bewijsmiddelen onderbouwt, waarbij de rechtbank in het bijzonder van de Staat wenst te vernemen welk onderzoek hij in de aan hem ter beschikking staande bronnen heeft gedaan naar de juistheid van de stellingen van [eiser] over zijn gestelde gevangenschap en de door hem gestelde foltering en wat het resultaat van dat onderzoek is en met de bepaling dat voor zover de Staat zulk onderzoek nog niet heeft gedaan, hij dat alsnog dient te doen en de rechtbank dient te informeren over dat onderzoek en de daaruit voortvloeiende bevindingen;