In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2016 uitspraak gedaan over een geschil tussen UTS Abbink B.V. en de Gemeente Den Haag. De zaak betreft een aanbesteding voor verhuisdiensten waarbij partijen van mening verschillen over de uitleg van een aanbestedingsvoorwaarde met betrekking tot een percentage Social Return. UTS Abbink B.V. vordert dat de Gemeente de voorlopige gunningsbeslissing aan Mondial Movers B.V. intrekt en de inschrijving van Mondial ongeldig verklaart, omdat Mondial met een hoger percentage dan het vereiste percentage van 5% heeft ingeschreven. De Gemeente stelt echter dat het percentage van 5% een uitvoeringsvoorwaarde is en dat inschrijvers vrij stonden om een hoger percentage aan te bieden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanbestedingsdocumenten niet de stelling van UTS ondersteunen dat er sprake is van een gefixeerd percentage van exact 5%. De rechter wijst erop dat de leidraad spreekt over een minimumpercentage en dat de Gemeente de inschrijvers de ruimte biedt om meer dan 5% aan Social Return te besteden. De voorzieningenrechter concludeert dat UTS de aanbestedingsstukken onjuist heeft geïnterpreteerd en dat de vorderingen van UTS daarom niet voor toewijzing in aanmerking komen. UTS wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de Gemeente als Mondial.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte interpretatie van aanbestedingsdocumenten en de rol van de rechter bij het beoordelen van geschillen in het kader van aanbestedingen. De beslissing van de voorzieningenrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moeten worden voldaan.