ECLI:NL:RBDHA:2016:6273
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Hazara uit Afghanistan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse nationaliteit behorende tot de Hazara bevolkingsgroep, had op 16 december 2015 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag werd op 6 mei 2016 afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die oordeelde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning regulier. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij risico loopt op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vanwege de situatie van de Hazara in Afghanistan en persoonlijke problemen die hij en zijn familie hebben ondervonden.
Tijdens de zitting op 23 mei 2016 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser geen verdragsvluchteling is en dat er geen uitzonderlijke situatie is die hem bescherming zou bieden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelf problemen heeft ondervonden en dat de gestelde verdwijning van zijn vader niet relevant is voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij de motivering van de staatssecretaris heeft gevolgd en geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen één week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.