Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
zodra mogelijkmoet worden ten uitvoer gelegd. Slechts in door de wet gegeven uitzonderingsgevallen kan de tenuitvoerlegging geheel dan wel gedeeltelijk achterwege blijven.
primairevordering van [eiser] is gegrond op de stelling dat het onvoorwaardelijke deel van de op 6 juli 2010 opgelegde gevangenisstraf al is geëxecuteerd.
"Executie: --> 19 augustus 2010.". Daarbij ontbreekt immers de datum waarop de executie eindigde, wat - blijkens het uittreksel - kennelijk gebruikelijk is indien een straf ten uitvoer is gelegd. Bovendien ligt het niet voor de hand dat op 19 augustus 2010 wordt overgegaan tot de tenuitvoerlegging van een vonnis waartegen op 12 augustus 2010 hoger beroep is ingesteld.
zodra mogelijkheeft plaatsgevonden, kan [eiser] daarin evenmin worden gevolgd. Die bepaling brengt inderdaad mee dat een vonnis zo spoedig mogelijk moet worden geëxecuteerd. Het betekent echter niet dat de bevoegdheid (lees: plicht) van het Openbaar Ministerie om een strafvonnis te executeren komt te vervallen indien daaraan niet de hand is gehouden, zoals in de onderhavige situatie. Voormelde bepaling kan de op de executie van het onderhavige strafvonnis van toepassing zijnde verjaringstermijn, die nog niet is verstreken, in ieder geval niet doorbreken. Bovendien mocht [eiser] op grond van het enkele tijdsverloop niet aannemen dat zou worden afgezien van executie. Een en ander laat overigens onverlet dat de voorzieningenrechter begrijpt dat de gang van zaken door [eiser] als onbevredigend wordt ervaren.
subsidiairevordering beoogt te bewerkstelligen dat de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de hem bij vonnis van 6 juli 2010 opgelegde gevangenisstraf wordt opgeschort totdat definitief is beslist op zijn gratieverzoek en/of in een door hem aanhangig te maken civiele bodemprocedure.