Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
een bedrag van € 687,59, wordt vastgesteld.
doet eiseres een beroep op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Nu haar reguliere uitkering is doorbetaald, nadat haar zoon in februari 21 jaar is geworden, mocht zij erop vertrouwen dat de hoogte van haar uitkering gelijk zou blijven, aldus eiseres.
((40% + A x 30%) / A x B).
A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft; en
Ingevolge het derde lid is het eerste lid niet van toepassing is op de belanghebbende:
a. die gehuwd is en die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan de
echtgenoot in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, tenzij die echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft; of
b. de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt.
Ingevolge het vierde lid worden tot de personen, bedoeld in het eerste lid, niet worden gerekend
a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt,
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van belanghebbende, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft,
c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger, en
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
6 februari 2015 (datum toepassing kostendelersnorm) tot en met 9 juli 2015 (datum primaire besluit). Niet in geschil is dat eiseres en haar meerderjarige zoon gedurende deze periode op één adres hun hoofdverblijf hadden en thans nog steeds hebben. Voorts stelt de rechtbank vast dat de uitzonderingen van artikel 22a, derde en vierde lid, van de Pw, niet op de situatie van eiseres van toepassing zijn. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de kostendelersnorm op de bijstandsuitkering van eiseres van toepassing is.
14 januari 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:327) het oordeel van de rechtbank Amsterdam in haar uitspraken van 26 november 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:8378) en 9 december 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:8732). Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), onder meer in zijn uitspraak van 29 juli 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR3541) moeten onder de term “eigendom” (of “possessions”) in artikel 1 van het EP ook vermogensbestanddelen worden verstaan, met inbegrip van aanspraken, met betrekking waartoe een betrokkene kan onderbouwen dat hij ten minste een gerechtvaardigde verwachting heeft dat die zullen worden gerealiseerd. Als sprake is van “possessions” en daarmee van ontneming van eigendom als bedoeld in de tweede zin van artikel 1 van het EP dient te worden getoetst of aan de in dat artikel geformuleerde voorwaarden voor die eigendomsontneming is voldaan. Daarbij dient allereerst te worden beoordeeld of de inbreuk op de bestaande aanspraak bij wet is voorzien. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de eigendomsontneming een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang en ten slotte of er een behoorlijk evenwicht is behouden tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu, een en ander onder erkenning van een ruime beoordelingsmarge die de Staat heeft bij de hantering van deze criteria.
1 juli 2015 op de uitkering van eiseres mocht toepassen. Voor zover eiseres voor de periode daarna een beroep doet op voormelde beginselen, wordt overwogen dat verweerder in december 2014 een brief heeft laten uitgaan waarin de komst van de Pw wordt aangekondigd en in dat kader op 10 juni 2015 een bijeenkomst is gehouden. Het lag op de weg van eiseres om zich tot verweerder te wenden, indien bij haar onduidelijkheid bestond over de gevolgen van de toepassing van de kostendelersnorm op haar bijstandsuitkering. Voorts is niet gebleken van een tot het beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging waaraan eiseres een gerechtvaardigd verwachting mocht ontlenen dat de kostendelersnorm in haar geval geen toepassing zou vinden.
Beslissing
mr. L.S.N. Geerlings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.