In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die samenwoont met zijn partner en kind zonder rechtmatig verblijf, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiser ontving een bijstandsuitkering op basis van de norm voor alleenstaanden, maar de gemeente heeft per 1 juli 2015 de kostendelersnorm toegepast, waardoor zijn uitkering werd verlaagd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, met de stelling dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met situaties waarin een bijstandsgerechtigde samenwoont met iemand zonder rechtmatig verblijf.
De rechtbank overweegt dat de compensatieregeling die de gemeente heeft aangeboden, de financiële gevolgen van de kostendelersnorm voor eiser verlicht. De rechtbank concludeert dat de toepassing van de kostendelersnorm in dit geval niet leidt tot een onevenredig zware last voor eiser, en dat er geen strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) of met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelt vast dat de wetgever heeft beoogd dat ook partners zonder rechtmatig verblijf meetellen voor de kostendelersnorm, en dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid is gemaakt tussen verschillende situaties van bijstandsgerechtigden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, en bevestigt dat de beslissing van de gemeente rechtmatig is.