Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A] ,
[B],
[C],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het standpunt van de IND
4.De beoordeling
- de (schriftelijke) verklaringen van verzoekers;
- de verklaringen van [X] ;
- de omstandigheid dat [X] en [Y] drie jaar – van maart 1987 tot juni 1990 – alsmede een periode in 1997 op hetzelfde adres in [plaats 2] (kennelijk het adres van de ouders van [X] ) ingeschreven hebben gestaan en daarna ook nog gedurende een aantal dagen;
- de omstandigheid dat [X] heeft getracht [A] reeds in 1987, bij de aangifte van haar geboorte, te erkennen;
- het feit dat hij [B] en [C] bij de geboorteaangifte heeft erkend;
- de omstandigheid dat [A] , [B] en [C] sedert de erkenningen de geslachtsnaam [X] dragen;
- het voogdijschap van de moeder van [X] over [A] (in de periode dat zowel [X] als [Y] nog minderjarig waren);
- het feit dat, gezien de geboorte van drie kinderen, kennelijk sprake was van een langdurige en bestendige affectieve relatie tussen [X] en [Y] , alsmede
- de diverse verklaringen van familieleden.
24 april 1990, 21 september 1990 en 22 februari 1996 door erkenning door een Nederlander de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. Het door verzoekers gedane beroep op bezit van staat behoeft derhalve geen bespreking meer.
5.De beslissing
- [A] vanaf 24 april 1990 de Nederlandse nationaliteit bezit;
- [B] vanaf 21 september 1990 de Nederlandse nationaliteit bezit, en
- [C] vanaf 22 februari 1996 de Nederlandse nationaliteit bezit;