ECLI:NL:RBDHA:2016:4917
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van document duurzaam verblijf voor burgers van de Unie en hun familieleden op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Franse eiseres en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een document 'duurzaam verblijf voor burgers van de Unie en hun familieleden', maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank baseerde haar oordeel op de relevante Europese jurisprudentie, waaronder het arrest Singh van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd benadrukt dat de overheidsfinanciën beschermd moeten worden en dat de bestaansmiddelen van de derdelander niet afkomstig mogen zijn van een bijstandsuitkering.
De eiseres, die sinds 2004 in Nederland woont, was afhankelijk van haar ex-echtgenoot, die een bijstandsuitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de eiseres niet rechtstreeks een beroep deed op publieke middelen, zij indirect afhankelijk was van deze middelen, wat in strijd was met de voorwaarden voor het verkrijgen van het verblijfdocument. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eiseres dat de herkomst van de bestaansmiddelen irrelevant was en dat haar gezinssituatie niet voldoende was meegewogen in de besluitvorming.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de eiseres niet voldeed aan de vereisten voor het document en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van verblijf op basis van voldoende middelen van bestaan en de noodzaak om de overheidsfinanciën te beschermen.