In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om planschadevergoeding van een eiser die stelt schade te lijden door de aanleg van een hoogspanningslijn nabij zijn woning. De eiser, eigenaar van een woning op ongeveer 80 meter van de hoogspanningslijn, had verweerder, de minister van Economische Zaken, verzocht om een tegemoetkoming in de planschade die hij meende te hebben geleden als gevolg van het inpassingsplan voor de hoogspanningsverbinding. Verweerder had eerder een tegemoetkoming van € 14.200,- toegekend, maar dit besluit werd in bezwaar door verweerder gehandhaafd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, en de procedurele stappen die zijn genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gestelde nadelige effecten van de hoogspanningsverbinding zich daadwerkelijk voordoen. De rechtbank heeft de conclusies van het advies van [adviesbureau A] gevolgd, waarin werd gesteld dat de waarde van de woning van eiser door de planologische wijziging is verminderd, maar dat de schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt. De rechtbank heeft ook de gezondheidsrisico's die eiser aanvoerde, beoordeeld en geconcludeerd dat er geen causaal verband bestaat tussen het wonen nabij de hoogspanningslijn en gezondheidsrisico's zoals leukemie.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.