In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om planschadevergoeding van eiser, die stelt schade te lijden door de aanleg van een hoogspanningslijn nabij zijn woning. Eiser had eerder een tegemoetkoming in planschade van € 18.699,- ontvangen van de minister van Economische Zaken, maar was het niet eens met de ongegrondverklaring van zijn bezwaren tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister en de betrokken instanties de juiste procedures hebben gevolgd en dat de adviezen van [adviesbureau A] adequaat waren. Eiser voerde aan dat er gezondheidsrisico's verbonden zijn aan het wonen nabij hoogspanningslijnen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen de hoogspanningsverbinding en de gezondheidsrisico's. De rechtbank concludeerde dat de vrees van eiser voor gezondheidsschade niet kon leiden tot een tegemoetkoming in de schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister de schadevergoeding op een juiste manier had vastgesteld, rekening houdend met de normale maatschappelijke risico's. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve en wetenschappelijk onderbouwde argumenten bij het aanvragen van planschadevergoeding.