In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om planschadevergoeding van een eiser die stelt schade te lijden door de aanleg van een hoogspanningslijn nabij zijn woning. De eiser, die aan de [adres] te [woonplaats] woont, heeft een verzoek ingediend bij de minister van Economische Zaken voor een tegemoetkoming in planschade, nadat deze minister eerder een tegemoetkoming van € 20.736,- had toegekend. De eiser was van mening dat de waarde van zijn onroerende zaak was verminderd door de nabijheid van de hoogspanningslijn, die het gevolg was van het inpassingsplan “Zuidring Wateringen - Zoetermeer”. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de bezwaren van de eiser ongegrond heeft verklaard en dat de eiser in beroep is gegaan tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 17 februari 2016 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een deskundige. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, in overweging genomen en de argumenten van de eiser over gezondheidsrisico's in verband met de hoogspanningslijn beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is aangetoond tussen het wonen nabij hoogspanningslijnen en gezondheidsrisico's, en dat de vrees van de eiser voor gezondheidsschade niet kan leiden tot een tegemoetkoming in de schade. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.