In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om planschadevergoeding van eiser, die stelt schade te lijden door de aanleg van een hoogspanningslijn nabij zijn woning. Eiser had eerder een tegemoetkoming in planschade van € 14.233,- ontvangen, maar dit bedrag werd in bezwaar door de minister van Economische Zaken ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het procesverloop en de relevante besluiten van de minister besproken, evenals de adviezen van verschillende adviesbureaus over de waardevermindering van de woning van eiser door de hoogspanningslijn.
De rechtbank overweegt dat de minister bij de beoordeling van de planschade de juiste peildatum heeft gehanteerd en dat de schade die eiser stelt te lijden, binnen het normaal maatschappelijk risico valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de hoogspanningslijn en de gezondheidsrisico's die eiser aanvoert, en dat de vrees voor waardevermindering van de woning niet kan leiden tot een tegemoetkoming in de schade. De rechtbank heeft de conclusies van het adviesbureau dat de schade heeft getaxeerd, onderschreven en geoordeeld dat de minister terecht het verzoek om planschadevergoeding heeft afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.