ECLI:NL:RBDHA:2016:4163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 9199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het Uwv over arbeidsongeschiktheid en uitkering op basis van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.J. van de Griend, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. S. van Bergen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv waarin haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35 tot 80% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres was sinds 2004 werkzaam als statistisch medewerker en had zich in 2008 ziek gemeld. Na verschillende medische beoordelingen en herbeoordelingen, concludeerde het Uwv dat eiseres tot 1 maart 2017 aanspraak kon maken op een loonaanvullingsuitkering, zonder dat de hoogte van de uitkering zou veranderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op goede gronden heeft vastgesteld. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv aangenomen en dat er een verdergaande urenbeperking moest worden aangenomen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende medische gegevens waren om de vaststelling van het Uwv te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, maar dat het beroep ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/9199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.P.J. van de Griend),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)verweerder
(gemachtigde: mr. S. van Bergen).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de theoretische mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres bepaald op 35 tot 80% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 18 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres was sedert 1 januari 2004 werkzaam als statistisch medewerker bij het [bedrijf A] gedurende 34 uur per week. Op 24 januari 2008 heeft zij zich ziek gemeld wegens vermoeidheid en andere lichamelijke en cognitieve klachten. Per 21 januari 2010 is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 35 tot 80%, omdat zij geschikt werd geacht haar eigen werk gedurende 20 uur per week te verrichten. Zij werkte destijds echter 12 uur per week in aangepast eigen werk. Vanwege extreme vermoeidheidsklachten was dit voor eiseres moeilijk vol te houden en werkte zij geregeld minder dan 12 uur per week.
1.2
Op 19 februari 2013 heeft eiseres zich wederom ziek gemeld en is zij per 1 mei 2013 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht, omdat zij nog maar 6 uur per week werkte in aangepast eigen werk. In augustus 2014 heeft een medisch heronderzoek plaatsgevonden, waarbij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is opgesteld en besloten is een psychiatrische expertise te laten uitvoeren. Op 22 januari 2015 heeft een medische beoordeling plaatsgevonden en op 6 februari 2015 een arbeidsdeskundige beoordeling.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder de theoretische mate van arbeidson-geschiktheid van eiseres bepaald op 35 tot 80% en meegedeeld dat zij tot 1 maart 2017 onverminderd aanspraak kan maken op een loonaanvullingsuitkering.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat er op grond van artikel 60, derde lid, van de WIA gedurende 24 maanden geen inkomenseis geldt, omdat eiseres voorafgaand aan de herbeoordeling langer dan 2 maanden 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geweest. Eiseres kan dan ook tot 1 maart 2017 aanspraak maken op een loonaanvullingsuitkering. Op basis van zijn bevindingen is de verzekeringsarts bezwaar & beroep (b&b), [verzekeringsarts A] , blijkens zijn rapport van 17 november 2015, van oordeel dat bij de beoordeling in afdoende mate rekening is gehouden met de aard en de ernst van de klachten van eiseres. Het primaire besluit berust dan ook op een deugdelijke grondslag, aldus verweerder.
Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat in het beroepschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden worden vermeld die verweerder aanleiding geven zijn standpunt te wijzigen.
Bij brief van 21 maart 2016 heeft verweerder, onder verwijzing naar het rapport van verzekeringsarts b&b van 21 maart 2016, meegedeeld dat hij van mening blijft dat het bestreden besluit juist is.
3. Eiseres voert aan dat zij zich niet met het bestreden besluit kan verenigen, omdat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de urenbeperking op goede gronden is komen te vervallen. Er dient naar haar mening een verdergaande urenbeperking te worden aangenomen. Daarnaast zijn de beperkingen van eiseres ernstiger dan door verweerder is aangenomen. Er is volgens eiseres bij haar sprake van CVS/ME, inspanningsintolerantie en orthostatische intolerantie. Voorts zijn er beperkingen met betrekking tot activiteiten die langdurig enige inspanning vereisen, stressvol zijn en duidelijke concentratie vragen. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres medische adviezen van medisch adviseur [medisch adviseur] en een rapport van een revalidatiegeneeskundige expertise van [revalidatiearts] , revalidatiearts n.p. van 10 maart 2016 overgelegd.
4.1
Allereerst moet worden beoordeeld of eiseres in deze procedure enig procesbelang heeft. Naar vast rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie zijn uitspraak van 8 april 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1119), is slechts sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
4.2.1
Ingevolge artikel 60, derde lid, van de WIA geldt voor de verzekerde, die op de dag dat recht ontstaat op een WGA-uitkering, of die gedurende tenminste twee kalendermaanden slechts in staat is geweest om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, als bedoeld in het tweede lid, geen inkomenseis tot de dag dat zijn resterende verdiencapaciteit hoger dan 20% van zijn maatmaninkomen per uur is geweest gedurende een periode van 24 kalendermaanden. Deze periode eindigt op het moment dat de verzekerde gedurende ten minste twee kalendermaanden slechts in staat was met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
4.2.2
Ingevolge artikel 61, tweede lid, van de WIA komt de hoogte van de loonaan-vullingsuitkering van de WGA-uitkering overeen met de hoogte van de loongerelateerde uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien de verzekerde ten minste een inkomen verdient dat gelijk is aan zijn overblijvende verdiencapaciteit, bedoeld in het derde lid, of indien voor hem geen inkomenseis als bedoeld in artikel 60 geldt.
4.3
De rechtbank stelt vast dat voor eiseres tot 1 maart 2017 geen inkomenseis geldt. Dat betekent dat de hoogte van haar uitkering op grond van artikel 61, tweede lid, van de WIA tot 1 maart 2017 gelijk is aan de hoogte van de loongerelateerde uitkering die zij ontving. De wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres leidt dus tot 1 maart 2017 niet tot verandering van de hoogte van haar uitkering. Daarnaast zijn eiseres blijkens het primaire besluit re-integratieverplichtingen opgelegd, nu zij in staat is geacht passend werk te verrichten. Voorts is in het primaire besluit vermeld dat kort vóór 1 maart 2017 zal worden beoordeeld welke uitkering eiseres vanaf die datum krijgt, maar daarbij is niet vermeld dat een medische herbeoordeling zal plaatsvinden.
Weliswaar blijft de uitkering van eiseres dus tot 1 maart 2017 onveranderd, maar nu aan haar re-integratieverplichtingen zijn opgelegd en niet gebleken is dat vóór 1 maart 2017 een medische herbeoordeling zal plaatsvinden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat het bestreden besluit geen gevolgen heeft voor eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij dan ook voldoende procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5.1
De rechtbank stelt voorts vast dat eiser op 19 januari 2015 is gezien op het spreekuur van verzekeringsarts [verzekeringsarts B] . Deze arts heeft blijkens haar rapport van 22 januari 2015 de diagnoses moe en overige somatoforme stoornis gesteld. Daarbij heeft deze verzekeringsarts de beschikking gehad over een expertiserapport van psychiater [psychiater] , verbonden aan Psyon, van 14 november 2014, waaruit blijkt dat bij eiseres sprake is van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis, met klachtenonderhoudend gedrag en somatische fixatie. Een cognitieve stoornis kon niet worden vastgesteld. Daarnaast kon de verzekeringsarts beschikken over medische informatie van de behandelend cardioloog van eiseres. Deze verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er een discrepantie is tussen de geuite klachten en bevindingen bij onderzoek. Naar aanleiding van recent binnengekomen informatie zijn er volgens deze arts redenen de belastbaarheid te wijzigen. Zij heeft een FML opgesteld, die vanaf 22 januari 2015 geldig is. In verband met de vermoeidheids-klachten zijn onder meer energetische beperkingen aangenomen en een tijdelijke lichte urenbeperking van ongeveer 6 uur per dag. Daarnaast zijn beperkingen van psychische en sociale aard gesteld.
Eiseres is in het kader van de bezwaarprocedure op 26 oktober 2015 gezien door verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts A] . Blijkens zijn rapport van 17 november 2015 heeft hij eiseres onderzocht en heeft hij informatie van behandelend cardioloog [cardioloog] van 5 augustus 2015 ontvangen. Deze verzekeringsarts b&b is van mening dat de stelling van eiseres dat zij duidelijk meer beperkt moet worden geacht dan aangegeven, niet kan worden gevolgd. De belastbaarheid van eiseres zoals beschreven in de FML van 22 januari 2015 is volgens hem vanaf 17 februari 2015 van toepassing te achten. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat de medische onderbouwing van het primaire besluit geheel kan worden gehandhaafd.
5.2
De rechtbank stelt vast dat uit het advies van de medisch adviseur van eiseres van 15 maart 2016, dat mede gebaseerd is op de resultaten van het rapport van revalidatiearts [revalidatiearts] van 10 maart 2016, naar voren komt dat niet kan worden verklaard waarom de eerder geduide beperkingen van eiseres en de urenbeperking nu niet meer zouden gelden. Deze verbetering is volgens de adviseur medisch wetenschappelijk niet te verklaren.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit de onderzoeken van de verzekerings-artsen voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen. Daarbij wordt van belang geacht dat eiseres op het spreekuur van de verzekeringsarts is verschenen, in het kader van een psychiatrische expertise is onderzocht door een psychiater en is gezien door de verzekeringsarts b&b, die haar heeft onderzocht. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b de beschikking gehad over informatie van de behandelend cardioloog van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank waren er dan ook voldoende medische gegevens voorhanden die een juist beeld geven van de medische problematiek en de functionele mogelijkheden van eiseres. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten.
5.4
Gelet op alle beschikbare medische gegevens, waaronder de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 17 november 2015 en 21 maart 2016, die de beschikking had over informatie van de cardioloog en de psychiatrische expertise, ziet de rechtbank geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken en om te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres. Daarbij wordt van belang geacht dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 21 maart 2016 heeft geconcludeerd dat het onderzoek door revalidatiearts [revalidatiearts] geen nieuwe aspecten laat zien, anders dan dat hij objectief geen belemmeringen kon constateren. Voorts kan naar de mening van de verzekeringsarts b&b de visie van de medisch adviseur niet worden gevolgd, omdat in dat geval het door eiseres aan zichzelf opgelegde gedrag als ziekte of gebrek zou moeten worden beschouwd, hetgeen hij medisch niet juist acht en daarnaast niet in het belang van eiseres.
6.1
Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige blijkens haar rapport van 6 februari 2015 voor eiseres de functies machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122), textielproductenmaker (sbc-code 111160) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (sbc-code 271130) geselecteerd, die zij zou kunnen verrichten. Op basis hiervan is de arbeidsdeskundige in zijn rapport tot de conclusie gekomen dat het arbeidsongeschiktheids-percentage van eiseres 77,20% bedraagt. Als reserve zijn de functies schadecorrespondent (sbc-code 516080) en productiemedewerker textiel (sbc-code 272043) geduid.
6.2
Voor zover sprake is van signaleringen in de aan de schatting ten grondslag liggende functies, acht de rechtbank die in het Resultaat functiebeoordeling toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies ondanks de signaleringen toch geschikt zijn voor eiseres. Hieruit volgt dat de functies op goede gronden zijn gebruikt door verweerder voor de schatting.
7. Aangezien eiseres met het vervullen van die functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 77,20% bedraagt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres bepaald op 35 tot 80%.
8. Het beroep is dan ook ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Lagas, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.