ECLI:NL:RBDHA:2016:4163
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van het Uwv over arbeidsongeschiktheid en uitkering op basis van de WIA
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.J. van de Griend, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. S. van Bergen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv waarin haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35 tot 80% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres was sinds 2004 werkzaam als statistisch medewerker en had zich in 2008 ziek gemeld. Na verschillende medische beoordelingen en herbeoordelingen, concludeerde het Uwv dat eiseres tot 1 maart 2017 aanspraak kon maken op een loonaanvullingsuitkering, zonder dat de hoogte van de uitkering zou veranderen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op goede gronden heeft vastgesteld. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv aangenomen en dat er een verdergaande urenbeperking moest worden aangenomen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende medische gegevens waren om de vaststelling van het Uwv te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, maar dat het beroep ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.