Inspectieverslag van 8 augustus 2011;
Inspectieverslag van 28 november 2011;
Inspectieverslag van 2 februari 2012;
Inspectieverslag van 6 september 2010;
Aanbiedingsbrief van 10 juli 2012 van de inspectieverslagen van 4 en 5 juni 2012;
Inspectieverslag van 6 november 2012;
Inspectieverslag van 6 november 2012;
Inspectieverslag van 6 november 2012;
Inspectieverslag van 25 juli 2012;
Inspectieverslag van 8 november 2012;
Inspectieverslag van 11 november 2012;
Inspectieverslag van 5 november 2012;
Inspectieverslag van 6 november 2012;
Inspectieverslag van 8 november 2011;
Inspectieverslag van 17 augustus 2010;
Inspectieverslag van 17 augustus 2010;
Inspectieverslag van 27 februari 2012;
Inspectieverslag van 25 mei 2011;
Inspectieverslag van 7 september 2011;
Inspectieverslag van 19 juli 2011;
Inspectieverslag van 24 januari 2013;
Inspectieverslag van 30 april 2014.
Verweerder heeft op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob in de documenten de gegevens van persoonlijke aard onleesbaar gemaakt, gelet op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende personen. Tevens heeft verweerder op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob de namen en adresgegevens van locaties waar proefdieren worden gehouden onder ‘bedrijfsgegevens’ en linksonder in de inspectieverslagen onleesbaar gemaakt, omdat openbaarmaking daarvan kan leiden tot onevenredige benadeling van de instellingen en hun medewerkers. Alle overige tot de betrokken instellingen dan wel personen te herleiden gegevens heeft verweerder eveneens onleesbaar gemaakt.
5 Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
6.1Verweerder heeft zijn standpunt dat de namen en adresgegevens van locaties waar proefdieren worden gehouden niet openbaar kunnen worden gemaakt, omdat openbaarmaking kan leiden tot onevenredige benadeling van de instellingen en hun medewerkers, in zijn verweerschrift onderbouwd met de volgende stukken:
Rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken ‘Dierenrechtenactivisme in Nederland’ van juli 2014;
Rapport van de AIVD ‘Dierenactivisme in Nederland, springplank voor Europa’ van juni 2007;
Brief van het ministerie van Justitie aan de Tweede Kamer van 15 juni 2007
Rapport van de AIVD ‘Dierenactivisme in Nederland, gefragmenteerd maar groeiende’ van februari 2010;
Factsheet Nationale Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 12 april 2013;
Jaarverslag 2014 van de AIVD van april 2015;
Brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer 4 maart 2014;
Artikel van www.observantonline.nl ‘UM doet aangifte doodsbedreigingen’ van 29 augustus 2014; en
Artikel van 1Limburg ‘UM zwicht voor terreur, geen hondenproeven meer’, geplaatst 2 juli 2015.
7.2Aan openbaarmaking van de overige in de stukken onleesbaar gemaakte gegevens, zoals deze bij het aanvullende besluit aan eiseres zijn toegezonden, staat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer noch het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen in de weg. Dit heeft verweerder ter zitting erkend.
8 Het beroep tegen het bestreden besluit is wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb gegrond, voor zover verweerder tot ruimere openbaarmaking heeft besloten. De rechtbank zal op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb verweerder opdragen aan eiseres te doen toekomen versies van de inspectierapporten waarin slechts onleesbaar is gemaakt hetgeen onder 7 is vermeld.
9 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,00 en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling in de door eiseres in bezwaar gemaakte proceskosten bestaat geen aanleiding, nu verweerder het primaire besluit niet heeft herroepen. Het door [persoon] ingediende verzoek om vergoeding van verletkosten in verband met één uur reistijd en anderhalf uur voor het bijwonen van de zitting tot een totaalbedrag van € 150,00 wijst de rechtbank af, nu het verzoek onvoldoende is onderbouwd.