ECLI:NL:RBDHA:2016:3633
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding tegen de Staat der Nederlanden inzake executie geldboete en detentieongeschiktheid
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) met als doel de tenuitvoerlegging van een geldboete te staken. Eiser was op 4 juni 2012 door de politierechter van de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van € 6.000,--, subsidiair 65 dagen hechtenis, wegens het niet doen van een belastingaangifte. De tenuitvoerlegging van de geldboete is overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat op 8 januari 2016 een arrestatiebevel tegen eiser heeft uitgevaardigd. Eiser heeft psychische problemen en is in behandeling bij GGZ [x]. Hij heeft een gratieverzoek ingediend bij het ministerie, maar dit verzoek is buiten behandeling gelaten. Eiser vordert in dit kort geding dat de Staat de tenuitvoerlegging van de geldboete staakt totdat op zijn gratieverzoek is beslist en er een oordeel is over zijn detentiegeschiktheid.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Staat verplicht is om een veroordelende beslissing van de strafrechter ten uitvoer te leggen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gratieverzoek van eiser geen opschortende werking heeft en dat de gestelde detentieongeschiktheid onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het gevorderde afgewezen en eiser veroordeeld in de proceskosten.