ECLI:NL:RBDHA:2016:17207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
C/09/502124/ KG RK 15/2466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich niet kon vinden in de gang van zaken rondom zijn verzoekschrift, dat betrekking had op een verklaring voor recht aangaande besluiten binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE). De verzoeker stelde dat de kantonrechter, mr. Y.E. Kastein, in strijd met de goede procesorde had gehandeld door het onderwerp van het verzoek ongemotiveerd te wijzigen en hem niet op de hoogte te stellen van het verloop van de procedure. Tevens werd gesteld dat het beginsel van hoor en wederhoor niet was toegepast.

De kantonrechter verweerde zich door te stellen dat alle formele en materiële aspecten van de zaak tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2016 aan de orde zouden komen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen gronden had aangevoerd die de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter konden onderbouwen. Het enkele feit dat de griffie om aanvulling van het verzoekschrift had verzocht, was volgens de wrakingskamer onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Aangezien de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de onpartijdigheid van de kantonrechter konden aantasten, werd het wrakingsverzoek afgewezen. De procedure in de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/77
zaak-/rekestnummer: C/09/502124 KG RK 15/2466
zaaksnummer: 4497801 RP VERZ 15-50644
datum beschikking: 14 januari 2016
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.R. Schoondorp;
strekkende tot wraking van:
mr. Y.E. Kastein,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Namens verzoeker is een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Den Haag, sector kanton. Het verzoekschrift is gedateerd op 25 september 2015. Het verzoek betreft – kort gezegd – een verklaring voor recht aangaande besluiten en besluitvorming binnen de VvE, aldus verzoeker.
Per brief van 30 november 2015 is door een medewerker van de administratie van het team kanton van deze rechtbank om aanvulling van het verzoekschrift verzocht. In deze brief is het verzoek aangeduid als een verzoek tot vernietiging van een besluit van een vereniging van eigenaren.
Op 10 december 2015 heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de herdefiniëring van het verzoek. Vervolgens heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend gedateerd op 11 december 2015, en ter griffie ingekomen op 14 december 2015.
Per brief van 7 januari 2016 heeft de kantonrechter gereageerd op het wrakingsverzoek. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift staat gepland op 19 januari 2016.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 11 januari 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.R. Schoondorp, is verschenen. Tevens is verschenen mevrouw [naam] , de verwerende partij in de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde van verzoeker toegelicht.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
De kantonrechter heeft in strijd met de goede procesorde gehandeld door ongemotiveerd en zonder rechtsgrond het onderwerp van het verzoekschrift te wijzigen. Voorts heeft de kantonrechter nagelaten verzoeker op de hoogte te stellen van het verloop van de procedure, en tevens nagelaten het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen door verzoeker niet op de hoogte te stellen van wie zij conform de wet als belanghebbende toelaat tot de procedure.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter is van mening dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen. Zij stelt daartoe dat alle formele en materiële aspecten van de zaak tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2016 aan de orde zullen komen en dat aldaar hoor en wederhoor zal worden toegepast. Daarna zullen pas inhoudelijke beslissingen worden genomen. Dat het verzoek administratief is ingeboekt als een verzoek tot vernietiging van een besluit van de VvE doet daaraan niet af. De kantonrechter stelt zich voorts op het standpunt dat administratieve en processuele beslissingen geen grond voor wraking opleveren, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn die aanleiding geven te vrezen dat het een rechter aan onpartijdigheid ontbreekt of waardoor de schijn van vooringenomenheid is gewekt. Dergelijke omstandigheden worden echter niet gesteld noch aannemelijk gemaakt.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Verzoeker heeft naar het oordeel van de wrakingskamer geen gronden aangevoerd op basis waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt dan wel dat de schijn van partijdigheid door haar is gewekt. Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek immers slechts de gang van zaken geschetst omtrent het indienen van zijn verzoekschrift, maar geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de eventuele onpartijdigheid van de kantonrechter raken. Het enkele feit dat de griffie heeft verzocht om een aanvulling van het verzoekschrift, waarbij het verzoekschrift door de griffie anders is ingeboekt dan door verzoeker is beoogd, is daartoe onvoldoende. Voor zover de handelwijze van de griffie al fout mocht zijn en de behandelend kantonrechter daarvoor verantwoordelijk moet worden geacht – de kantonrechter zelf heeft met de administratieve gang van zaken op de griffie immers geen bemoeienis – volgt daaruit niet zij daarmee blijk heeft gegeven van partijdigheid of de schijn daarvan.. Daar komt bij dat, zoals de kantonrechter naar voren heeft gebracht, alle aspecten van de zaak tijdens de mondelinge behandeling zullen worden besproken, waarbij het beginsel van hoor en wederhoor zal worden toegepast, waarna de zaak inhoudelijk beoordeeld zal worden.
5.4.
Het voorgaande brengt mee dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde mr. A.R. Schoondorp;
• verweerster in de hoofdzaak;
• de kantonrechter mr. Y.E. Kastein.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O. van der Burg, R. Cats en I. Brand, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.