7.3Wat overblijft zijn de overige drie individuele indicatoren, namelijk dat eiseres illegaal Nederland is ingereisd, illegaal in Nederland heeft verbleven en dat een discrepantie bestaat tussen de gegevens uit de relatieverklaring, de verklaringen van eiseres en referent aan het IND-loket en de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. Ter zitting heeft verweerder het bestreden besluit op dit punt verduidelijkt en verklaard dat de discrepantie op het volgende ziet. Eiseres en referent hebben op de relatieverklaring aangegeven dat zij sinds januari 2015 een relatie hebben en samenwonen op het [adres] te Amsterdam, bij het loket hebben zij aangegeven dat zij sinds maart 2015 zouden samenwonen terwijl uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat eiseres eerst met ingang van 13 november 2015 op hetzelfde adres als referent staat ingeschreven. De rechtbank constateert dat het verschil zit in het moment van feitelijk samenwonen, volgens de relatieverklaring sinds januari 2015 en bij het IND-loket is maart 2015 gezegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit minimale verschil, zelfstandig of in samenhang bezien met het feit dat eiseres illegaal Nederland is ingereisd en illegaal heeft verbleven, een vermoeden van misbruik van de Verblijfsrichtlijn oplevert.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op het punt van de rechtvaardiging om nader onderzoek te doen naar de vraag of bij eiseres en referent sprake is van misbruik als bedoeld in de Verblijfsrichtlijn op een ondeugdelijke motivering berust. Reeds daarom is het beroep gegrond. De overige beroepsgronden behoeven gelet hierop geen bespreking meer.
9. Omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de zaak finaal te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
10. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488.,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.