Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
In het door het BMA genoemde Avan Mental Health Center (AMHC) komen zeer ernstige misstanden voor, die, anders dan verweerder stelt, ook de psychiatrische hulpverlening betreffen en zich niet alleen beperken tot de klinische behandeling van psychiatrische patiënten, maar ook op de extramurale patiëntenzorg zien. Er is sprake van problemen met tijdige levering van medicatie, het ontbreken van individuele behandelingsplannen en sociaal-psychologische ondersteuning. Eiser heeft daartoe verwezen naar het rapport ‘Human Rights Situation in Neuropsychiatric Medical Institutions in 2013’ van het Helsinki Citizens’ Assembly - Vanadzor van 29 september 2014, paragraaf ‘The situation of outpatient psychiatric aid, p. 45 e.v. (hierna: het HCA-rapport), het ‘Shadow Report On the Convention on the Rights of Persons with Disanilities’ van het HCA van september 2014 en het ‘World Report 2015: Armenia; Events of 2014’ van Human Rights Watch en het ‘Country Report Aremenia’ van het US Department of State van april 2016.
Gelet op de bevindingen van het HCA heeft verweerder niet erop kunnen vertrouwen dat de huidige mantelzorg voor eiser vervangen kan worden door een verpleegkundige van het AMHC die voor de medicatiehulp zorgt.
Uit de reactie van de Armeense autoriteiten op de bevindingen van het HCA (p. 55 e.v. van het HCA-rapport) blijkt niet dat sprake is van concrete verbeteringen van de behandeling en de patiëntenzorg in onder meer het AMHC. De nieuwe regelgeving die wordt aangehaald ziet op advocatenbijstand en een regeling voor bewindvoering, maar heeft geen relatie met de behandeling van patiënten in de kliniek of polikliniek van het AMHC.
Het ‘Joint Acting Program of the Sanofi Farmaceutical Company and the World Association of Social Psychiatry’, waarnaar de autoriteiten hebben verwezen, ziet niet op de training van medisch personeel in de klinieken, maar op een publiek-private samenwerking met als doelstelling de toegang tot medische zorg voor patiënten met schizofrenie te verbeteren. Het programma tracht met name een netwerk tussen huisartsen, verpleegkundigen en psychiaters te ontwikkelen. Eiser verwijst daartoe naar een nieuwsbericht van Sanofi van 25 februari 2014, ‘Armenia: Launch of a partnership for access to care for people with mental disorders’.
Daarnaast heeft verweerder niet bestreden dat de monitoring door het Armeense Ministerie van Volksgezondheid van de kwaliteit van medicatie voor ambulante psychiatrische patiënten niet betekent dat de gebreken in de medicijnverstrekking aan deze groep patiënten ook wordt opgelost.
2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de informatie die het BMA heeft ontvangen van de vertrouwensarts en ten grondslag heeft gelegd aan zijn advies van recentere datum is dan de datum van het rapport van het HCA. Nu deze informatie recenter is, mag er vanuit worden gegaan dat adequate behandeling aanwezig is voor eiser. Daarom hoefde het BMA geen bronnen ten grondslag te leggen aan zijn advies waarbij gereflecteerd wordt op de bevindingen van het HCA-rapport. Daarnaast kan uit hetgeen in het HCA-rapport is geschreven, ondanks de specificatie naar instelling in een bepaald hoofdstuk van het rapport, onvoldoende worden opgemaakt in welke instellingen zich welke misstanden voordoen en wat de schaal van de misstanden is. De situaties die worden beschreven in het HCA-rapport betekenen niet direct dat sprake is van handelen in strijd met wetgeving of van een schending van artikel 3 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder merkt overigens op dat het rapport tevens melding maakt van wetgeving die in de loop der jaren dienaangaande is aangenomen in het land van herkomst en de vooruitgang die wordt geboekt in dit specifieke gebied van expertise. Hieruit blijkt dat de autoriteiten openstaan voor verbetering van bedoelde misstanden.
Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1154) en de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 24 november 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:14147) en van deze zittingsplaats van 17 augustus 2016 (AWB 16/10207) en 24 augustus 2016 (AWB 16/4615).
De verwijzing door verweerder naar voormelde uitspraak van de Afdeling van 18 april 2016 slaagt niet, nu die uitspraak ziet op de aanwezigheid van deskundige psychiaters, terwijl het in deze zaak gaat om de beschikbaarheid van adequate medicijnverstrekking.
Dat uit de brondocumenten die aan het BMA-advies ten grondslag liggen blijkt dat de voorgeschreven medicijnen bij apotheken in Yerevan te verkrijgen zijn, zoals is overwogen in voormelde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 24 november 2016 en ook uit de brondocumenten bij het BMA-advies in deze zaak blijkt, maakt het voorgaande niet anders. Eiser is immers, anders dan de vreemdeling in voormelde uitspraak, aangewezen op medicijnverstrekking door het AMHC.
Dat de informatie van het BMA recenter is dan de informatie van het HCA-rapport, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld, maakt op zichzelf niet dat verweerder zonder meer van het BMA-advies kan uitgaan. Uit het BMA-advies blijkt immers niet dat het BMA informatie over de beschikbaarheid en regelmatige verstrekking van medicijnen bij het AMHC in zijn beoordeling heeft betrokken. Voor zover verweerder met voormeld standpunt heeft bedoeld te verwijzen naar de wetgeving die in Armenië is aangenomen op grond waarvan volgens hem kan worden aangenomen dat inmiddels sprake is van verbetering van de in het HCA-rapport beschreven misstanden, heeft verweerder in de motivering van zijn standpunt niet betrokken hetgeen eiser, anders dan de vreemdelingen in de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 en 24 augustus 2016 waarnaar verweerder heeft verwezen, in dit verband naar voren heeft gebracht. Eiser heeft immers erop gewezen dat de nieuwe regelgeving, die in de reactie van de Armeense autoriteiten op het HCA-rapport wordt aangehaald, ziet op advocatenbijstand en een regeling voor bewindvoering, maar geen relatie heeft met de behandeling van patiënten in de kliniek of polikliniek van het AMHC.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich er onvoldoende van vergewist dat het BMA-advies, voor zover daarin is geconcludeerd dat eiser voor zijn medicijnverstrekking terecht kan bij het AMHC in Yerevan, zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk en concludent is. Verweerder zal alsnog in zijn beoordeling moeten betrekken dat uit het HCA-rapport blijkt dat bij de onderzochte instellingen, waaronder het AMHC in Yerevan, de beschikbaarheid van medicijnen onvoldoende is, en hetgeen eiser heeft aangevoerd over de maatregelen die de Armeense autoriteiten, in reactie op het HCA-rapport, stellen te hebben genomen.
De beroepsgrond slaagt.
De beroepsgrond slaagt.