1.4.Eiser heeft op 30 september 2015 een WW-uitkering aangevraagd die hem is geweigerd bij besluit van 19 oktober 2015 in verband met de fictieve opzegtermijn tot en met 30 november 2015. Het door eiser gemaakte bezwaar tegen dit besluit heeft hij nadien ingetrokken. Eiser heeft op 30 december 2015 een nieuwe aanvraag gedaan. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Het primaire besluit berust op het standpunt dat eiser geen WW-uitkering krijgt omdat hij verwijtbaar werkloos is geworden (artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW), aangezien hij tijdens het uitvoeren van zijn functie privégebruik heeft gemaakt van internet en daarbij websites heeft bezocht met pornografische inhoud terwijl dit niet is toegestaan. Voorts heeft hij verzaakt aan zijn leidinggevende door te geven dat er loonbeslag was gelegd ondanks daartoe gemaakte afspraken.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit dat eiser geen WW krijgt – onder wijziging van de motivering – gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiser gelet op de onder 2. genoemde redenen nagelaten passende arbeid te behouden (artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde, van de WW).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het bestreden besluit is op een onjuiste wettelijke grondslag genomen. Verweerder heeft zich beroepen op artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW), terwijl hij na uitgebreid onderzoek te hebben gedaan geen dringende reden heeft kunnen ontdekken. Het bestreden besluit is derhalve onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd.
Daarnaast is er geen sprake van verwijtbare gedragingen waardoor hij zijn werk niet heeft kunnen behouden. De ex-werkgever had immers het surfgedrag van de medewerkers door middel van een content filter eenvoudig kunnen beperken en websites ontoegankelijk kunnen maken. Het surfgedrag van eiser was niet van invloed op de uitoefening van zijn werkzaamheden, nu hij zich in een afgesloten ruimte bevond en er tijdens de avonddiensten vrijwel niets te doen was. Het loonbeslag was de ex-werkgever eerder bekend dan eiser zelf. Tevens voert eiser aan dat het nalaten om bezwaar aan te tekenen tegen een ontslagbesluit geen onderdeel uitmaakt van de toets of sprake is van door eigen toedoen geen passende arbeid behouden.
Eiser voert verder aan dat hij nooit had kunnen vermoeden dat de hem verweten situatie zou leiden tot de meest ingrijpende sanctie van ontslag en vervolgens de onvermijdelijkheid een beroep te moeten doen op de WW. Het internetprotocol van ex-werkgever was namelijk onvoldoende bekend in de organisatie dan wel werd structureel niet nageleefd.
Voorts voert eiser aan dat het door verweerder toegepaste beleid achterhaald is. Bij het ontbreken van een dringende reden aan het ontslag wordt de WW-uitkering niet (alsnog) geweigerd met als reden dat sprake is van een gedraging waardoor belanghebbende heeft nagelaten om passende arbeid te behouden.
Tot slot verwijst eiser naar de door hem in de bezwaarschriftprocedure aangevoerde bezwaren, welke in deze procedure als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat hij de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende motivering, te weten dat eiser door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden, niet houdbaar acht. Het primaire besluit berust volgens hem wel op een deugdelijke motivering, te weten dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden. Om die reden heeft hij onder handhaving van het bestreden besluit de motivering gewijzigd naar die in het primaire besluit. Met de gemachtigde van verweerder is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op een onjuiste grondslag rust, zodat het in zoverre onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Het besluit dient dan ook te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal hierna beoordelen of aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Daartoe overweegt zij het volgende.