Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 5.1b, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) in samenhang met artikel 5.1a, eerste en vierde lid, Vb kan een vreemdeling als bedoeld in artikel 6, zesde lid, Vw in bewaring worden gesteld op grond dat het belang van de openbare orde of nationale veiligheid zulks vordert, indien een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, of de vreemdeling de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Artikel 5.1b, eerste lid, Vb bepaalt dat aan de voorwaarden voor inbewaringstelling, bedoeld in artikel 5.1a, vierde lid, Vb slechts is voldaan indien ten minste twee van de gronden, bedoeld in het derde (zware gronden) en vierde lid (lichte gronden) van artikel 5.1b Vb zich voordoen.
Verweerder wijst er voorts op dat hij bij het bestreden besluit ook heeft betrokken dat eiser een vals Bulgaars paspoort heeft overgelegd. Eiser schuwt dus niet om zich onder een andere naam te identificeren. Dat maakt onttrekking aan het toezicht aannemelijker dan zijn vertrek. Deze omstandigheid is bovendien ook een zware grond als bedoeld in artikel 5.1b, derde lid, aanhef en onder e, Vb.
De beroepsgrond slaagt niet.
Omdat eiser niet zelf binnen 28 dagen beroep heeft ingesteld tegen dat besluit en verweerder ook niet binnen deze termijn de rechtbank van dat besluit in kennis heeft gesteld, is de aan eiser opgelegde vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig geworden na het verstrijken van de termijn van 28 dagen.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.