ECLI:NL:RBDHA:2016:16420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
C-09-521458-KG ZA 16-1368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake ongeldig verklaarde inschrijving zorgverzekeraars voor zittend ziekenvervoer

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiseres] B.V. tegen verschillende zorgverzekeraars, waaronder VGZ. De zaak betreft een inkoopprocedure voor zittend ziekenvervoer, waarbij de inschrijving van [eiseres] ongeldig is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] niet voldoet aan de eisen die in de inkoopdocumenten zijn gesteld, met name omdat zij niet beschikt over het vereiste TX-keur. Dit keurmerk is wel verleend aan een dochteronderneming van [eiseres], maar volgens de rechtbank kan [eiseres] zich hier niet op beroepen, aangezien dit in strijd is met de regels omtrent onderaanneming. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] niet zelfstandig kan voldoen aan de eisen van de inkoopprocedure en dat het inschakelen van andere vennootschappen binnen hetzelfde concern niet is toegestaan. De vorderingen van [eiseres] om de gunning van de opdracht aan een andere partij te verbieden en haar eigen offerte geldig te verklaren, zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de interveniënt Combinet afgewezen, omdat VGZ voornemens is de opdracht aan Combinet te gunnen. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/521458 / KG ZA 16/1368
Vonnis in kort geding van 19 december 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres,
advocaat mrs. C.R.V. Lagendijk en C.G. van Blaaderen te Rotterdam,
tegen:

1.de coöperatie Coöperatie VGZ U.A.;

2. de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.;
3. de naamloze vennootschap
IZZ Zorgverzekeraar N.V.;
4. de naamloze vennootschap
IZA Zorgverzekeraar N.V.;
5. de naamloze vennootschap
N.V. Zorgverzekeraar UMC;
6. de naamloze vennootschap
N.V. VGZ Cares;
7. de naamloze vennootschap
N.V. Univé Zorg;
alle statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagden,
advocaat mrs. T.R.M. van Helmond en A.T.H.J. Mingels te Amsterdam,
waarin is tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Combinet Personenvervoer B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
advocaat mr. S. Lautenbag te Leeuwarden.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’, gedaagden worden hierna tezamen aangeduid als ‘VGZ’ en de interveniënt wordt hierna aangeduid als ‘Combinet’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door VGZ overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de op 5 december 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging

2.1.
Combinet heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [eiseres] en VGZ dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van VGZ. Ter zitting hebben [eiseres] en VGZ verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Combinet is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
VGZ heeft een inkoopprocedure gehouden voor de opdracht tot het verzorgen van zittend ziekenvervoer. In dat kader heeft zij gepubliceerd het Inkoopbeleid Zittend ziekenvervoer 2017 (hierna: het inkoopbeleid), de Leidraad offertetraject Zittend Ziekenvervoer (hierna: de leidraad), de Algemene Voorwaarden Zorginkoop VGZ 2017 (hierna: de algemene woorwaarden), de Concept Zorgovereenkomst Regionaal Zittend ziekenvervoer 2017 (hierna: de concept-overeenkomst) en de Vragenlijst Zittend Ziekenvervoer (hierna: de vragenlijst). Voorts is er een Nota van Inlichtingen verschenen.
3.2.
In de leidraad is opgenomen bij de uitgangspunten van de inkoopprocedure:

Het is niet toegestaan het vervoer structureel uit te besteden aan onderaannemers. Eventueel kan een perceel worden gegund aan enkele samenwerkende, zelfstandige vervoersbedrijven die gezamenlijk inschrijven op deze opdracht. Hierbij dient wel aan alle genoemde voorwaarden te worden voldaan.”
en bij de voorbehouden:
“Het document met antwoorden op de vragen van vervoerders maakt integraal onderdeel uit van de documentatie van deze inkoopprocedure. In geval van tegenstrijdigheden tussen de leidraad en het antwoorddocument prevaleert het bepaalde in het antwoorddocument.
Een organisatie kan niet met verschillende rechtspersonen die tot dezelfde groep of concern (in de zin van artikel 2.24b Burgerlijk Wetboek) behoren separaat inschrijven op één perceel. Indien een organisatie meerdere inschrijvingen indient op één perceel, wordt geen van deze inschrijvingen in behandeling genomen. Per organisatie, groep of concern (in de zin van artikel 2.24b Burgerlijk Wetboek) mag men op maximaal twee percelen een offerte uitbrengen.
Het is mogelijk om in een samenwerkingsverband (combinatie) een offerte in te dienen. Het dient dan te gaan om maximaal twee ondernemingen. De ondernemingen die gecombineerd inschrijven aanvaarden een gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de gestanddoening van de verplichtingen voortvloeiend uit het offertetraject alsmede de uitvoering van de eventuele overeenkomst. De ondernemingen die gecombineerd inschrijven zorgen voor één contactpersoon voor uitvoering van de overeenkomst – zowel richting VGZ als naar verzekerden. Het is niet togestaan in te schrijven in de constructie van hoofd- en onderaannemerschap. Voor de uitvoering van de overeenkomst gelden de bepalingen in de concept overeenkomst van de Algemene Voorwaarden Zorginkoop 2017 met betrekking tot het inzetten van onderaannemers.”
3.3.
In de algemene voorwaarden staat als definitie van onderaannemer vermeld (sub h):
“de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de zorgaanbieder voor (een deel van) de verlening van zorg inschakelt, die niet in loondienst is bij de zorgaanbieder”
3.4.
In de vragenlijst is als vraag opgenomen:
“Beschikt u over het TX-keur voor taxiondernemingen met personeel?”
3.5.
Artikel 3 van de concept-overeenkomst luidt:
“De Zorgaanbieder dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst in het bezit te zijn van “TX-Keur, taxivervoer door taxiondernemingen met personeel”.”
3.6.
In de Nota van Inlichtingen staat bij de beantwoording van vragen meermaals vermeld:
“Het uitbesteden van de opdracht aan een andere partij is niet toegestaan”
Voorts is hierin opgenomen vraag 53:
“Mag er ook ingeschreven worden met een combinatie van bedrijven onder de vlag van een rechtspersoon. Bijvoorbeeld een BV met daarin een x-aantal vervoerders, als aandeelhouder, die elk afzonderlijk het vervoer verzorgen boor die BV?
met als antwoord:
“Gecombineerd inschrijven is toegestaan, mits met maximaal twee deelnemende partijen waarbij elke partij hoofdelijk aansprakelijk is. Zoals opgenomen in de leidraad is het ook toegestaan om als organisatie, groep of concern (in de zin van artikel 2.24b Burgerlijk Wetboek) in te schrijven. Iedere inschrijver/partij, dat wil zeggen: de vervoerder die het vervoer zelf daadwerkelijk gaat uitvoeren, al dan niet als onderdeel van een samenwerkingsverband (of concern) mag maximaal op twee percelen inschrijven. Indien een inschrijver/partij op meer dan twee percelen inschrijft, al dan niet als onderdeel van een samenwerkingsverband, wordt hij c.q. het samenwerkingsverband uitgesloten op alle percelen.
3.7.
[eiseres] behoort tot een groep van vennootschappen. [Beheer B.V.] (hierna: Beheer B.V.) houdt 100% van de aandelen in [eiseres] en in [Verhuur B.V.] (hierna Verhuur B.V.). Verhuur B.V. beschikt over taxi-voertuigen. [eiseres] bezit 100% van de aandelen in [X] B.V. (hierna: [X] B.V.). [X] B.V. beschikt over een vervoersvergunning en aan haar is een TX-keur afgegeven. [X] B.V. bezit 100% van de aandelen in [Taxi B.V.] (hierna: Taxi B.V.). In Taxi B.V. is personeel ondergebracht. De bestuurder van Beheer B.V. is de heer [A] . Beheer B.V. is de bestuurder van de overige vennootschappen.
3.8.
[eiseres] heeft tijdig op perceel 10 en 11 een offerte uitgebracht. VGZ heeft [eiseres] daarna bericht dat zij (voorlopig) is geselecteerd voor perceel 11 en dat er nog een termijn in acht wordt genomen, waarin niet geselecteerde vervoerders de mogelijkheid hebben een juridische procedure aanhangig te maken. In deze periode heeft Combinet bezwaar gemaakt tegen de selectie van [eiseres] voor perceel 11. VGZ heeft naar aanleiding daarvan de bezwaren en vragen betreffende de vestiging van de centrale van [eiseres] en het door [eiseres] al dat niet beschikken over een TX-keur aan [eiseres] voorgelegd en haar verzocht daarop te reageren. [eiseres] heeft daaraan gehoor gegeven.
3.9.
VGZ heeft bij brief van 21 oktober 2016 (hierna: het gunningsvoornemen van 21 oktober 2016) aan [eiseres] bericht dat zij heeft geconstateerd dat [eiseres] – in tegenstelling tot het door haar gestelde in de offerte – niet voldoet aan de volgende eisen:
De aanbieder beschikt over TX-keur voor taxiondernemingen met personeel
De centrale is gevestigd in het perceel of in één van de 2 percelen bij inschrijving op 2 percelen
Uitvoering van de opdracht conform de gestelde eisen (voldoen aan alle verplichtingen uit de overeenkomst)
Dit heeft zij nader toegelicht als volgt:
“Ad 1
De offerte is uitgebracht door [eiseres] B.V. Gebleken is dat ten aanzien van deze rechtspersoon geen TX-keur is verleend. [X] B.V., een dochteronderneming van [eiseres] B.V., bezit wel het TX-keur. Het betreffende TX-keur is enkel verleend ten gunste van [X] B.V., dit is overigens desgevraagd ook bevestigd door TX-keur.
Blijkens voornoemde e-mailberichten van uw zijde, waarin wordt gesteld dat [eiseres] B.V. beschikt over de TX-keur van [X] B.V. wegens de concernrelatie tussen beide rechtspersonen, beroept [eiseres] B.V. zich op de TX-keur van [X] B.V. Een dergelijk beroep vergt dat [eiseres] B.V. – in geval van selectie – [X] B.V. inschakelt voor de uitvoering van de opdracht. [X] B.V. moet, ongeacht de concernrelatie, worden aangemerkt als een onderaannemer in de zin van de Leidraad, waarbij wordt gewezen op de (…) definitie van “Onderaannemer” in de Algemene Voorwaarden (…). Aangezien onderaanneming zoals gezegd niet is toegestaan, voldoet [eiseres] B.V. niet aan de onder 1. genoemde geschiktheidseis (knock-out minimumeis) en moet de offerte ongeldig worden verklaard.
Ad 2
(…) niet is gebleken dat [eiseres] B.V. een eigen centrale heeft in één van de 2 percelen waar zij op heeft geoffreerd (…)
Ad 3
Tot slot is niet gebleken dat [eiseres] B.V. de opdracht zelfstandig kan en zal uitvoeren, daar zij (…) geen taxichauffeurs in dienst heeft, en ook geen eigen taxicentrale en taxi-voertuigen heeft. [eiseres] B.V. zal dus de betreffende middelen en faciliteiten van derden, bijvoorbeeld van de door haar genoemde dochter- en zustervennootschappen die deze wel hebben, moeten inzetten. Wederom zij erop gewezen dat hier sprake is van onderaanneming, hetgeen niet is toegestaan, en dus kan [eiseres] B.V. niet aan de onder 3. genoemde verplichtingen uit de overeenkomst voldoen en moet ook op dit onderdeel de offerte ongeldig worden verklaard.
VGZ deelt vervolgens mede dat zij, gelet op het voorgaande, de voorlopige selectie van [eiseres] als de vervoerder in perceel 11 intrekt wegens de ongeldigheid van haar offerte. Dat heeft tot gevolg dat Combinet voorlopig wordt geselecteerd, aldus VGZ in haar brief.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert, zakelijk weergegeven:
primair:
- VGZ te verbieden om op basis van het gunningsvoornemen van 21 oktober 2016 tot gunning van de opdracht van perceel 11 aan Combinet, althans aan een ander dan [eiseres] over te gaan;
- VGZ te gebieden om het gunningsvoornemen van 21 oktober 2016 in te trekken;
- VGZ te gebieden om de offerte van [eiseres] voor de opdracht van perceel 11 geldig te verklaren;
- VGZ te verbieden om de opdracht van perceel 11, voor zover VGZ deze nog wil gunnen, aan een ander dan [eiseres] te gunnen;
subsidiair:
- een voorziening te treffen die recht doet aan de belangen van [eiseres] ;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van VGZ in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. [eiseres] heeft een geldige offerte voor de opdracht van perceel 11 uitgebracht. Zij maakt geen gebruik van onderaannemers en handelt dus ook niet in strijd met het verbod om als zodanig in te schrijven. [eiseres] doet louter een beroep op de middelen die haar binnen haar groep ter beschikking staan. Op grond van de inkoopdocumenten is dat toegestaan. Het is enkel verboden om partijen extern in te schakelen, maar niet om een beroep te doen op entiteiten binnen het eigen concern. De concernstructuur van [eiseres] is in de taxibranche ook zeer gebruikelijk. De uitleg die VGZ thans geeft aan haar inkoopdocumenten sluit dan ook niet aan op de marktsituatie, was niet te verwachten en komt ook niet tegemoet aan haar eigen doelstellingen van betaalbare zorg en het vermijden van verspilling en overdaad. Verder staat het TX-keur weliswaar op naam van [X] B.V., maar [eiseres] beschikt zowel intra-concern als materieel hierover. De betreffende audit had betrekking op de hele groep en ook [eiseres] is bij de beoordeling meegenomen. De groep beschikt verder over één centrale, die is gevestigd in het geografische gebied van perceel 10. [eiseres] voldoet dan ook aan de eisen. Overigens is ook niet te rechtvaardigen dat VGZ per perceel willekeurig handelt.
4.3.
VGZ en Combinet voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Combinet vordert – zakelijk weergegeven – VGZ te gebieden, voor zover zij de opdracht nog wenst te gunnen, de opdracht overeenkomstig het gunningsvoornemen van 21 oktober 2016 te gunnen aan geen ander dan Combinet, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Combinet daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van [eiseres] en VGZ met betrekking tot de vorderingen van Combinet hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Europese en Nederlandse regelgeving met betrekking tot overheidsaanbestedingen niet van toepassing is op de onderhavige procedure. De rechtsrelatie van partijen wordt beheerst door de precontractuele goede trouw en de redelijkheid en billijkheid, zoals VGZ ook in de leidraad heeft opgenomen. Hieraan wordt invulling gegeven door de (procedure)regels die in de inkoopdocumenten zijn opgenomen, die door VGZ bij de selectie worden gehanteerd.
5.2.
Uit de leidraad volgt dat vennootschappen afzonderlijk kunnen inschrijven of als combinatie van maximaal twee vennootschappen. Ter zitting hebben partijen zich uitgelaten over de wijze waarop het antwoord op vraag 53, meer in het bijzonder dat het ook is toegestaan om als organisatie, groep of concern in te schrijven, moet worden uitgelegd, te weten al dan niet als derde inschrijfmogelijkheid. Wat daar ook van zij, voor de beoordeling in deze procedure is dit niet relevant, nu [eiseres] niet als concern, groep of organisatie heeft ingeschreven. Zij heeft niet van die eventuele derde inschrijfmogelijkheid (die er volgens haar is) gebruik gemaakt, maar zij heeft ervoor gekozen om zelfstandig in te schrijven.
5.3.
Het is de voorzieningenrechter niet geheel duidelijk of [eiseres] dit betwist of dat zij dit erkent, maar meent dat desondanks het hele concern in ogenschouw moet worden genomen. Mocht zij betwisten dat zij zelfstandig heeft ingeschreven, dan wordt daaraan voorbij gegaan. [eiseres] is immers de enige inschrijvende vennootschap, de enige vennootschap die in haar offerte staat vermeld bij de vraag wie de zorgaanbieder is en de enige vennootschap waarvan bij de offerte een uittreksel uit de Kamer van Koophandel is overgelegd, welk uittreksel volgens de vraag betrekking heeft op de organisatie die bij eventuele gunning de overeenkomst met VGZ zal aangaan. De enkele bevestiging van [eiseres] dat zij onderdeel uitmaakt van een concern en het desgevraagd uploaden van een organogram van het concern kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit niets zegt over de vraag wie de inschrijvende partij is.
5.4.
Ten overvloede wordt overwogen dat, gelet op het gegeven antwoord op vraag 53 als geheel, met de betreffende zinsnede lijkt te worden gedoeld op de genoemde tweede mogelijkheid om als combinatie in te schrijven (van maximaal twee vennootschappen op maximaal twee percelen), waarbij die zinsnede verduidelijkt dat dit ook is toegestaan voor twee vennootschappen binnen een concern, groep of organisatie (die gezien het bepaalde in de leidraad niet separaat mogen inschrijven op één perceel). Een concern, groep en organisatie zijn ook geen zelfstandige rechtssubjecten, zoals Combinet terecht heeft opgemerkt, zodat een inschrijving door een dergelijke entiteit ook moeilijk voorstelbaar is. Hoe de door [eiseres] genoemde derde inschrijfmogelijkheid zou moeten worden vormgegeven en hoe de uitvoering van de opdracht dan zou moeten plaatsvinden – ten aanzien waarvan Combinet diverse problemen heeft benoemd – is door [eiseres] ook niet nader toegelicht. Zij heeft enkel gesteld dat die derde mogelijkheid er is.
5.5.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] , om aan diverse door VGZ gestelde eisen te kunnen voldoen, een beroep moet doen op andere vennootschappen. Dat is gelet op het bepaalde in de inkoopdocumenten als geciteerd onder de feiten niet toegestaan. In de leidraad staat immers expliciet vermeld dat het niet is toegestaan het vervoer uit te besteden aan onderaannemers en een onderaannemer is gedefinieerd als de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de zorgaanbieder voor (een deel van) de verlening van zorg inschakelt, die niet in loondienst is bij de zorgaanbieder. Zowel [X] B.V. als Verhuur B.V. vallen onder deze definitie.
5.6.
De stelling dat rechtspersonen binnen het concern zijn uitgezonderd, nu niet is opgenomen dat de definitie óók betrekking heeft op rechtspersonen binnen het concern, gaat vanzelfsprekend niet op. Nu rechtspersonen binnen hetzelfde concern niet zijn uitgezonderd, vallen deze ook onder de definitie, waarin het (algemene) begrip rechtspersonen is gehanteerd. Evenmin valt in te zien dat een dergelijke lezing kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat natuurlijke personen die in loondienst zijn bij de zorgaanbieder wel zijn uitgezonderd, met de redenering dat daarom ook nauw verbonden rechtspersonen zijn uitgezonderd. Hieruit kan veeleer worden afgeleid dat, nu er voor een bepaalde categorie personen expliciet een uitzondering is gemaakt, dit ook expliciet zou zijn geschied voor rechtspersonen behorende tot hetzelfde concern, als VGZ dat zou hebben beoogd.
5.7.
De stelling van [eiseres] dat zij vanwege de vennootschapsrechtelijke nauwe verbondenheid kan beschikken over de middelen van die andere vennootschappen, kan het vorenstaande niet anders maken. Dat laat immers onverlet dat het gaat om de middelen van andere vennootschappen als bedoeld in voormelde definitie van onderaannemer. Van een aanknopingspunt in de overige inkoopdocumenten voor de veronderstelling dat het hier enkel gaat om rechtspersonen buiten het concern gaat, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
5.8.
Dat [eiseres] een geldige offerte heeft uitgebracht, kan reeds vanwege het vorenstaande – hetgeen door Combinet expliciet als verweer naar voren is gebracht – niet worden gevolgd. De vorderingen stranden echter ook, omdat voorbij moet worden gegaan aan de bezwaren tegen de eerste afwijzingsgrond betreffende het TX-Keur, waar VGZ ter zitting expliciet een beroep op heeft gedaan. Aan [eiseres] is immers geen TX-Keur verleend, zodat niet is voldaan aan de gestelde eis daaromtrent, te weten dat de zorgaanbieder over dit keurmerk kan beschikken/in het bezit is van dit keurmerk (in de bewoordingen van respectievelijk de vragenlijst en de concept-overeenkomst). Hierbij is van belang dat dit keurmerk alleen wordt afgegeven aan vennootschappen die beschikken over een vervoersvergunning en daarover beschikt [eiseres] niet. De omstandigheid dat er wel een TX-Keur op naam van [X] B.V. is afgegeven en dat zij onderdeel uitmaakt van hetzelfde concern als [eiseres] , maakt nog niet [eiseres] daarom wel aan de gestelde eis voldoet. De beschrijving door [eiseres] van de wijze waarop het TX-Keur is verleend, kort gezegd inhoudende dat hierbij het hele concern werd beoordeeld, maakt het vorenstaande niet anders. Aangenomen moet worden dat dit een beoordeling betrof van bepaalde onderdelen van andere vennootschappen van het concern, te weten die onderdelen die van belang waren voor de vraag of [X] B.V. aan alle eisen voldeed. Dit kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat die andere vennootschappen ook zelf aan alle eisen voldoen en “materieel”, zoals [eiseres] stelt, over het keurmerk kunnen beschikken.
5.9.
De tweede ongeldigheidsgrond betreffende de centrale kan gelet op het vorenstaande onbesproken blijven. Dit geldt ook voor de stellingen die [eiseres] heeft ingenomen over andere percelen. Bij een beoordeling van die stellingen heeft zij geen belang. Daar komt bij dat in dit geding ook niet kan worden beoordeeld of de stellingen van [eiseres] over andere inschrijvers juist zijn. Het standpunt van [eiseres] dat het niet voldoen aan de eisen niet kan leiden tot uitsluiting wordt verworpen, nu in de leidraad staat vermeld dat de vervoerder aan alle verplichtingen uit de overeenkomst moet voldoen en dat, als de inschrijver niet voldoet aan de gestelde minimumeisen, de offerte niet in behandeling wordt genomen.
5.10.
Ten slotte valt niet in te zien waarom de omstandigheid dat een concernstructuur heel gebruikelijk is in deze markt, tot een andere conclusie zou moeten leiden. Het is immers binnen een concern aan de daartoe behorende vennootschappen om te bepalen wie als inschrijver(s) zal/zullen fungeren. Binnen het concern van [eiseres] is er blijkbaar voor is gekozen om de inschrijving enkel op naam van [eiseres] te stellen. Die keuze kan niet aan VGZ worden tegengeworpen. Indien [eiseres] meent dat in de inkoopprocedure het aantal deelnemers aan een combinatie ten onrechte op maximaal twee is gesteld (nu zij dan niet naar de opdracht kon meedingen, omdat binnen haar concern de diverse noodzakelijke onderdelen in drie vennootschappen zijn ondergebracht), had zij daarover voorafgaand aan het indienen van haar offerte vragen moeten stellen of bezwaar daartegen moeten maken. Dat heeft zij echter nagelaten.
5.11.
Voor toewijzing van een van de vorderingen is gelet op het vorenstaande geen plaats. Nu VGZ voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Combinet, brengt voormelde beslissing mee dat Combinet geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Combinet zal worden veroordeeld in de kosten van VGZ, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat VGZ als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet [eiseres] in haar verhouding tot Combinet worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Combinet was immers te voorkomen dat de opdracht aan [eiseres] zou worden gegund, welk doel is bereikt. [eiseres] zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Combinet als na te melden. Voorts zal [eiseres] , als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van VGZ als na te melden. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Combinet voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens VGZ in de kosten van VGZ, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de overige proceskosten, tot dusver begroot aan de zijde van zowel VGZ als Combinet telkens op € 1.435,--, waarvan € 619,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris advocaat;
6.4.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat - bij gebreke daarvan - daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.5.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2016.
ts