Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
in beginselbuiten beschouwing worden gelaten. Uitzonderingen zijn dus mogelijk. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet zich hier zo'n uitzonderingssituatie voor. Daarvoor is allereerst van belang dat de producties een reactie betreffen op de door de man (eerst) op 7 december 2016 toegezonden stukken. Bovendien is gesteld noch gebleken dat overlegging van de producties 7 en 8 en het moment waarop dat gebeurde de man hebben bemoeilijkt in het voeren van verweer tegen de vordering van de vrouw. Integendeel in zijn pleitnota bespreekt de man - onder 53 en 54 - beide producties.
onder een door de vrouw aan te wijzen verzekeringsmaatschappij, dan wel op een andere fiscaal toelaatbare wijzetoegewezen, in die zin dat een voorschot van de te verevenen pensioenrechten waarop de vrouw aanspraak heeft moet worden gestort
onder een door de vrouw aan te wijzen pensioenverzekeraar, onder afwijzing van het meer of anders verzochte. Dit lijkt er op te wijzen dat de rechtbank de door de vrouw verzochte 'andere fiscaal toelaatbare wijze' heeft afgewezen. In de onderhavige situatie ligt dat echter anders. Daarvoor is het volgende van belang.
op een andere fiscaal toelaatbare wijzeheeft afgewezen. Dit brengt mee dat de man gehouden is het voorschot ad € 568.807,50 te storten op de rekening van [Q B.V.] . Daaraan doen de door de man aangevoerde 'nadelen', wat daar verder ook van zij, niet af. Deze had de man - bij wijze van verweer tegen het onderhavige onderdeel van het verzoek van de vrouw - moeten aanvoeren in de zaak die heeft geleid tot de beschikking van 21 april 2016, wat hij heeft nagelaten. Tot slot is van belang dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat het eventuele ontbreken van een pensioenbrief in de weg staat aan storting van het voorschot op de rekening van [Q B.V.] .