In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van kinderbijslag aan eiseres door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De rechtbank heeft de beroepen van eiseres tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard. Eiseres had verzocht om kinderbijslag voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 2014, maar de Svb weigerde deze aanvragen omdat eiseres ten tijde van de peildata geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de relevante peildata niet over een eigen en zelfstandige woonruimte beschikte en slechts tijdelijk in Nederland verbleef. Eiseres had tot 20 augustus 2014 bij familie verbleven en daarna in een tijdelijk opvanghuis. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiseres niet duiden op een duurzame band met Nederland, ondanks haar intentie om permanent in Nederland te blijven. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep om haar oordeel te onderbouwen.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het tweede bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat de Svb dit besluit had ingetrokken en eiseres geen schade had geleden. De rechtbank veroordeelde de Svb tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,- en droeg de Svb op het griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.