In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot inschrijving van een echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Het verzoekschrift was ingediend door de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. Beydals, en betrof de inschrijving van een echtscheidingsbeschikking die door de rechtbank Amsterdam was uitgesproken. De man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, was niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage had geweigerd om de beschikking in te schrijven, omdat hij van mening was dat niet aan alle betekeningshandelingen was voldaan.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de brief van de ambtenaar, waarin hij zijn standpunt over de betekening uiteenzette, als een weigeringsbesluit kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling uitgevoerd, waarbij zij de wettelijke vereisten voor betekening en openlijke bekendmaking van de beschikking heeft onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de publicatie in de Staatscourant zowel de betekening van het exploot als de openlijke bekendmaking van de echtscheidingsbeschikking voldeed aan de wettelijke vereisten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de ambtenaar ten onrechte had geweigerd om de echtscheidingsbeschikking in te schrijven en heeft zij het verzoek van de vrouw toegewezen. De rechtbank gelastte de ambtenaar om over te gaan tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, waarmee de echtscheiding tussen de vrouw en de man werd bevestigd.