ECLI:NL:GHSHE:2009:BK3915

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.031.511
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Pellis
  • M. Milar
  • M. Mertens-Steeghs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in echtscheidingsbeschikking en publicatievoorschriften

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep tegen een echtscheidingsbeschikking. De man was niet verschenen in de procedure in eerste aanleg, waar de rechtbank op 19 september 2008 de echtscheidingsbeschikking had gegeven. De man heeft op 17 april 2009 hoger beroep ingesteld, maar de vrouw betwist de ontvankelijkheid van de man, stellende dat het appel te laat is ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de betekening van de beschikking aan de man niet persoonlijk heeft plaatsgevonden, maar via een afschrift dat door de deurwaarder in een gesloten envelop aan de woonplaats van de man is achtergelaten. Dit betekent dat de man, op basis van artikel 820 lid 1 Rv, binnen drie maanden na de alternatieve betekening op 1 oktober 2008 en de publicatie in de Staatscourant op 20 januari 2009, appel kon instellen. Het hof concludeert dat de man tijdig heeft geappelleerd en dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van 15 december 2009.

Uitspraak

RDD
17 november 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.031.511/01
Zaaknummer eerste aanleg: 178017/ FA RK 08-3796
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Tussenbeschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.A. van Mens.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 september 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 april 2009, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarin is bepaald dat de man vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw voor haar levensonderhoud dient te betalen een bedrag van € 1.200,= per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man geen bijdrage verschuldigd is aan de vrouw voor haar levensonderhoud, althans zodanig te bepalen als het hof juist acht.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 mei 2009, heeft de vrouw verzocht de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans de verzoeken van de man af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mevrouw mr. C.F.A. Cadot als waarneemster van de advocaat van de man, mr. Mattheussens;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2.3.1. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het faxbericht met bijlage van de advocaat van de man d.d. 22 april 2009;
- de ter zitting door de advocaat van de vrouw overgelegde stukken, waaronder een kopie van het betekeningsexploit van de echtscheidingsbeschikking aan de man d.d. 1 oktober 2008.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn op 12 augustus 2004 te Temsamane, Marokko, met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [kind], op 29 december 2008.
[Kind] heeft het hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 1.200,= per maand voldoet met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand zal zijn ingeschreven. De beschikking is op 7 mei 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3. De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De grieven van de man betreffen - zakelijk weergegeven - de behoefte van de vrouw aan de vastgestelde bijdrage en de draagkracht van de man (welke behoefte en welke draagkracht door de rechtbank overigens niet zelfstandig is beoordeeld).
Ontvankelijkheid
3.4. Het hof dient allereerst, ook ambtshalve, te beoordelen of de man ontvankelijk is in zijn appel, welk appel volgens de vrouw te laat is ingesteld.
De man is in de procedure in eerste aanleg niet verschenen. Op 19 september 2008 heeft de rechtbank de bestreden beschikking gegeven. Het appelschrift van de man is ingekomen ter griffie van het hof op 17 april 2009.
3.4.1. Ingevolge artikel 820 lid 1 Rv kan de in eerste aanleg niet in de procedure verschenen echtgenoot hoger beroep instellen tegen een echtscheidingsbeschikking binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon, dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant.
3.4.2. Blijkens het door de vrouw ter zitting overgelegde betekeningsexploit is een in executoriale vorm uitgegeven grosse van de op 19 september 2008 tussen partijen gegeven echtscheidingsbeschikking betekend aan de woonplaats van de man, waarbij, nu niemand thuis bleek te zijn, door de deurwaarder een afschrift aan de woonplaats van de man werd gelaten in een gesloten envelop. Daardoor is er, nu er geen betekening in persoon heeft plaatsgevonden, sprake van een andere betekening dan een persoonlijke betekening zoals bedoeld in artikel 820 lid 1 Rv. Dit betekent dat ingevolge datzelfde artikel 820 lid 1 Rv, mede bezien in samenhang met artikel 820 lid 2 Rv, de man appel kon instellen tegen de beschikking binnen drie maanden na genoemde betekening op andere wijze (op 1 oktober 2008) en openlijke bekendmaking door plaatsing in de Staatscourant. Blijkens de door de man overgelegde kopie is de beschikking op 20 januari 2009 in de Staatscourant gepubliceerd.
3.4.3. Waar, mede als gevolg van een aantal - partiële - herzieningen van het scheidingsprocesrecht, de parlementaire geschiedenis op dit punt niet uitblinkt door helderheid en consistentie, mogelijk waardoor een gedeelte van de doctrine zich in cryptische bewoordingen uitlaat over de in (thans) artikel 820 lid 1 Rv neergelegde bijzondere publicatievoorschriften, gaat het hof er op basis van de wettekst vanuit dat de (verstek)beschikking zowel moet zijn betekend als gepubliceerd. Het betreft hier twee cumulatieve voorwaarden. Ingeval de betekening en de publicatie qua datum uiteenliggen, zal de laatste datum moeten worden gehanteerd als datum waarop de appeltermijn gaat lopen (welke opvatting onder meer ook door W.H. Heemskerk, in: Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht, wordt aangehangen).
Daarbij tekent het hof aan dat in het geval van publicatie in de Staatscourant de fictie geldt dat de uitspraak betrokkene bekend moet zijn.
3.4.4. De man kon derhalve appel instellen binnen drie maanden na 20 januari 2009 (datum publicatie), zodat het appelschrift, dat op 17 april 2009 is ingediend, als tijdig ingediend moet worden aangemerkt.
De man kan naar het oordeel van het hof dan ook worden ontvangen in zijn appel.
3.5. Het hof ziet aanleiding een nadere mondelinge behandeling te gelasten en zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot de zitting van dinsdag 15 december 2009, te 10.00 uur.
Alle belanghebbenden dienen deze beschikking als oproep voor die voortgezette mondelinge behandeling te beschouwen. Er zullen geen nadere oproepen worden verzonden.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de man ontvankelijk in het hoger beroep;
houdt de behandeling van de zaak aan tot de zitting van 15 december 2009 te 10.00 uur.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Milar en Mertens-Steeghs en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2009.