ECLI:NL:RBDHA:2016:13939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
09/807993-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en identiteitsfraude met gevangenisstraf en contactverbod

Op 14 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van belaging en identiteitsfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd ten aanzien van de aangeefsters. De verdachte heeft gedurende meer dan vijf jaren inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van ten minste tien vrouwen, door hen te dwingen te dulden dat hij direct of indirect contact met hen zocht. Hij heeft ook persoonsgegevens van de aangeefsters op seksgerelateerde websites geplaatst, wat door de slachtoffers als zeer beangstigend en bedreigend werd ervaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging en identiteitsfraude, waarbij hij identificerende persoonsgegevens van de slachtoffers gebruikte om zijn identiteit te verhullen of te misbruiken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf en een contactverbod toegewezen, en de verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/807993-15
Datum uitspraak: 14 november 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting ‘Detentiecentrum Alphen aan den Rijn” te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 augustus 2016 (pro forma) en op 31 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Fikenscher en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.H. van Dijk, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2011 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage en/of Houten, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffers] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffers] , in elk
geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij
- op Facebook en/of chatplaza en/of Instagram en/of relatieplanet en/of andere sites (fake)account(s) onder de naam van die [slachtoffers] aangemaakt en/of (vervolgens)
- anderen (via internet) benaderd als ware hij die [slachtoffers] en/of (vervolgens)
- anderen verzocht foto's en/of berichten naar die [slachtoffers] te sturen en/of
- vrienden van die [slachtoffers] via internet en/of e-mail benaderd (en seksueel getinte berichten gestuurd) en/of
- naaktfoto's naar vrienden van [slachtoffers] gestuurd en/of daarbij vermeld dat de persoon op de foto [slachtoffers] betreft en/of
- die [slachtoffers] via internet en/of e-mail benaderd (en zich daarbij (telkens) voorgedaan als een ander) en/of
- die [slachtoffers] (whatsapp)berichten gestuurd en/of
- die [slachtoffers] veelvuldig gebeld;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 16 december 2015 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Heerenberg en/of Hillegom en/of Hoofddorp en/of Houten, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
a. a) [slachtoffers] en/of
b) [slachtoffers] en/of
c) [slachtoffers] en/of
d) [slachtoffers] en/of
e) [slachtoffers] en/of
f) [slachtoffers] en/of
g) [slachtoffers] en/of
h) [slachtoffers] en/of
i. i) [slachtoffers] en/of
j) [slachtoffers] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij
- vorengenoemd(e) perso(o)n(en) veelvuldig gebeld en/of (seksueel getinte) berichten gestuurd en/of
- anderen/vrienden van vorengenoemd(e) perso(o)n(nen) (via internet) benaderd als ware hij vorengenoemd(e) pers(o)n(en) (en daarbij seksueel getinte berichten verzonden) en/of
- sociale media-accounts en/of e-mail accounts van vorengenoemd(e) perso(o)n(en) gehackt (en vervolgens anderen (seksueel getinte) berichten verzonden) en/of
- op sociale media (fake)accounts onder de naam van vorengenoemd(e) perso(o)n(en) aangemaakt (en vervolgens anderen (seksueel getinte) berichten verzonden)
- op sociale media (fake)accounts aangemaakt en vervolgens vorengenoemd(e) perso(o)n(en) benaderd;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2014 tot en met 1 mei 2016 te
's-Gravenhage en/of Houten en/of 's-Heerenberg en/of Hillegom en/of Amsterdam en/of Hoofddorp en/of Hillegom, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te
weten [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] , heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel is ontstaan.

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ter zake van feit 3 partieel nietig is. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de tenlastelegging niet veel meer inhoudt dan een weergave van de letterlijke wettekst van artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr), zonder daarbij te specificeren om welke gedragingen en feitelijkheden het gaat, hetgeen maakt dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk en feitelijk is.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ter zake van feit 3 geldig is nu de wet bij artikel 231b Sr geen uitwerking van gedragingen en feitelijkheden voorschrijft en het voldoende duidelijk is dat feit 3 gaat om de fake accounts op naam van de slachtoffers die door verdachte zijn aangemaakt.
3.1.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er in de tenlastelegging weliswaar geen gedragingen en feitelijkheden staan omschreven, maar dat de tenlastelegging desondanks voldoende feitelijk omschreven is en voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Voor verdachte is dan ook voldoende duidelijk wat hem onder feit 3 wordt verweten. Dit is ook gebleken tijdens de behandeling ter terechtzitting waar verdachte op de vraag van de rechtbank of hij zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder feit 3 tenlastegelegde feit heeft geantwoord dat dit juist is. Uit de houding van verdachte ter terechtzitting is voorts niet gebleken dat hij op enig moment niet zou hebben geweten wat de verdenking onder feit 3 inhield. Het verweer dat de dagvaarding ter zake van feit 3 onvoldoende duidelijk en feitelijk is wordt dan ook verworpen. De dagvaarding is derhalve geldig.
3.2
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie partieel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ter zake van feit 2 met betrekking tot de slachtoffers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] . De raadsman heeft hiertoe bepleit dat artikel 285b Sr een klachtdelict betreft en dat daarom een klacht vereist is, welke klacht conform artikel 66 Sr binnen een termijn van 90 dagen na kennisname van het feit moet zijn ingediend. De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffers] en [slachtoffers] de klacht niet binnen deze termijn hebben ingediend en dat een klacht van [slachtoffers] zelfs in het dossier ontbreekt.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Dat onderhavige klachten te laat of niet zijn ingediend doet niet af aan de vervolgingswens nu uit onder andere hun aangiftes en vorderingen als benadeelde partijen voldoende is gebleken dat de aangeefsters hebben gewild dat verdachte zou worden vervolgd.
3.2.3
Oordeel van de rechtbank
Vervolging vindt ingevolge het bepaalde in artikel 285b lid 2 Sr niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan. Op grond van artikel 66 lid 1 Sr kan een klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Belaging is een voortdurend delict in die zin dat het – gelet op het delictsbestanddeel ‘stelselmatig’ – zich met een bepaalde intensiteit en frequentie uitstrekt over een zeker tijdvak. Bepalend is of de klacht uiterlijk binnen drie maanden na afloop van dat tijdvak is gedaan. Dat tijdvak eindigt niet per se drie maanden nadat aangifte is gedaan, aangezien het handelen van verdachte zich ook na aangifte kan hebben voortgezet. Bovendien geldt dat kennisnemen van het feit in casu niet alleen betrekking heeft op het enkele feit dat men wordt belaagd, doch ook op andere relevante omstandigheden, zoals wetenschap omtrent de persoon die als verdachte uit het onderzoek naar voren komt.
Ten aanzien van [slachtoffers] en [slachtoffers]
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] blijkt dat zij op 5 september 2012 aangifte heeft gedaan van belaging. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [slachtoffers] dat [slachtoffers] op 17 juli 2015 een klacht van belaging heeft ingediend. In ditzelfde proces-verbaal van bevindingen staat beschreven dat [slachtoffers] heeft verklaard dat zij ten tijde van de aangifte niet heeft geweten dat zij een klacht moest indienen omdat zij hier niet over geïnformeerd was. Voorts heeft zij verklaard dat zij, indien zij dit had geweten, zeker een klacht had ingediend. De rechtbank constateert dat hier kennelijk sprake is geweest van een verzuim dat is hersteld en waaruit blijkt dat klachtgerechtigde ook ten tijde van haar aangifte vervolging wenste. [slachtoffers] heeft zich overigens in het geding gevoegd als benadeelde partij en is ter terechtzitting aanwezig geweest, waaruit eveneens blijkt dat zij vervolging wenst voor hetgeen waarvan zij aangifte heeft gedaan.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] blijkt dat zij op 14 juli 2014 aangifte heeft gedaan van belaging. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van ontvangst klacht dat zij op 9 december 2014 een klacht van belaging heeft ingediend. In het relaasproces-verbaal is vermeld dat de termijn van drie maanden voor het indienen van de klacht is overschreden omdat de aangifte drie maanden zoek is geweest. Op 22 december 2014 heeft [slachtoffers] een e-mailbericht verzonden aan de politie waarin zij verklaard heeft dat er op 20 december 2014 wederom een nep account op haar naam is aangemaakt, dat zij voorts weer berichten heeft ontvangen via Facebook Messenger en dat zij ook drie keer in de nacht gebeld is. De rechtbank is van oordeel dat een verzuim dat niet aan aangeefster te wijten is, niet tot de conclusie kan leiden dat aangeefster te laat klacht heeft gedaan. Daar komt bij dat het handelen waarvan aangeefster aangifte heeft gedaan kennelijk ook na de aangifte is voortgegaan. Bovendien heeft aangeefster met haar klacht duidelijk laten blijken dat zij vervolging wenst voor hetgeen waarvan zij aangifte heeft gedaan.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er redelijkerwijs geen enkele twijfel over kan bestaan dat [slachtoffers] en [slachtoffers] ten tijde van het doen van aangifte de bedoeling hadden dat een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn strafvervolging ten aanzien van [slachtoffers] en [slachtoffers] .
Ten aanzien van [slachtoffers]
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] blijkt dat zij op 29 december 2014 aangifte heeft gedaan van belaging. De rechtbank stelt vast dat deze aangifte niet is ondertekend door [slachtoffers] . Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat een klacht ingediend door [slachtoffers] niet in het dossier aanwezig is en dat evenmin op andere wijze is gebleken dat [slachtoffers] vervolging wenst voor hetgeen waarvan zij aangifte heeft gedaan. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [slachtoffers] ten tijde van het doen van aangifte een uitdrukkelijke vervolgingswens had.
De rechtbank zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte ter zake van dit feit, voor zover dit tegen [slachtoffers] zou zijn gepleegd.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte wordt er onder feit 1 van verdacht dat hij zich in de periode 29 december 2011 tot en met 1 mei 2016 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), door de in de tenlastelegging genoemde gedragingen te verrichten.
Ten aanzien van feit 2 komt de verdenking er kort gezegd op neer dat de verdachte zich in de periode 1 februari 2011 tot en met 16 december 2015 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) , [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) en [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ), door de in de tenlastelegging genoemde gedragingen te verrichten.
Daarnaast wordt verdachte onder feit 3 verdacht van identiteitsfraude door in de periode van 10 mei 2014 tot en met 1 mei 2016 identificerende persoonsgegevens van [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) en [slachtoffers] te gebruiken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Voorts heeft de raadsman zich met betrekking tot feit 2 op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de aangeefsters [slachtoffers] en [slachtoffers] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, maar dat verdachte ten aanzien van de verdenking met betrekking tot de aangeefsters [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] moet worden vrijgesproken nu er van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vrouwen door verdachte geen sprake is geweest.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman zich ten aanzien van de aangeefsters [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of al dan niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan identiteitsfraude. Ten aanzien van de verdenking met betrekking tot de aangeefsters [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] is vrijspraak bepleit omdat in het geval van [slachtoffers] sprake is van computervredebreuk en in het geval van [slachtoffers] niet haar echte persoonsgegevens zijn gebruikt en er overigens in geen geval sprake is geweest van enig nadeel dat is ontstaan.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Opsomming bewijsmiddelen ten aanzien van [slachtoffers] – feit 1 en 3:
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van
[slachtoffers] in de periode 29 december 2011 tot en met 1 mei 2016 en aan identiteitsfraude door gebruik te maken van de identificerende persoonsgegevens van [slachtoffers] in de periode 10 mei 2014 tot en met 1 mei 2016, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2016;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] d.d. 30 mei 2015, PL1500-2015126512, blz. 40 t/m 45;
  • het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffers] d.d. 12 juli 2015, PL1500-2015126512, blz. 46 en 47;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffers] d.d. 10 juli 2015, blz. 48 t/m 50, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffers] d.d. 7 juli 2016, PL1500-2015126512, blz. 627 en 628, met bijlagen.
  • het proces-verbaal ontvangst klacht, opgemaakt door G.N.P. [slachtoffers] d.d. 3 juni 2015, PL1500-2015126512, blz. 38 en 39.
Opsomming bewijsmiddelen ten aanzien van [slachtoffers] – feit 2 en 3:
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffers] in de periode 1 februari 2011 tot en met 16 december 2015 en aan identiteitsfraude door gebruik te maken van de identificerende persoonsgegevens van die [slachtoffers] in de periode 10 mei 2014 tot en met 1 mei 2016, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2016;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] d.d. 13 november 2015, PL1300-2015253305, blz. 35 en 36;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] d.d. 14 november 2015, PL1300-2015253305, blz. 37 t/m 39, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffers] d.d. 19 november 2015, PL1300-2015253305, blz. 67 en 68;
  • het proces-verbaal ontvangst klacht, opgemaakt door [slachtoffers] d.d. 8 januari 2016, PL1300-2015253305, blz. 738 en 739.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 2 tenlastegelegde handelingen en of de verrichte handelingen een belaging opleveren in de zin van artikel 285b Sr.
Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van identificerende persoonsgegevens van de slachtoffers [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] en of de verrichtte handelingen een identiteitsfraude oplevert in de zin van artikel 231b Sr.
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
Op 5 september 2012 heeft [slachtoffers] aangifte gedaan van stalking en computervredebreuk door verdachte te Amsterdam. Op 19 januari 2012 heeft zij tien anonieme sms’jes ontvangen waarvan zij zeker wist dat de sms’jes afkomstig waren van verdachte. Ook heeft zij in die periode voicemailberichten ontvangen zonder dat er iets was ingesproken. In februari 2012 werd zij ’s nachts gebeld door verdachte die toen zijn nummerherkenning niet had uitgezet. Vervolgens is zij op 22 februari 2012 door een onbekend nummer gebeld en een aantal dagen daarna heeft zij ook weer sms’jes ontvangen. Op haar Hyves account was zichtbaar dat het aantal bezoekers op haar account in de laatste periode enorm gestegen was. Op een gegeven moment kreeg zij berichten dat zij een code zou hebben aangevraagd om haar Hotmail-account in te komen terwijl zij die niet had aangevraagd. Daarnaast zag dat zij op enig moment dat zij was aangemeld bij een datingsite en een sekssite, terwijl zij dit zelf niet had gedaan. Ook heeft aangeefster berichten ontvangen waarin stond dat er wachtwoorden van Twitter en Hyves waren opgevraagd. Op enig moment is er in haar inbox van de e-mail zelfs een map verwijderd en ook waren haar Twitter en Hyves account op enig moment geblokkeerd. Hiervoor moet er iemand in haar inbox van haar e-mail zijn geweest. Ook is een collega van haar door iemand benaderd met de vraag om informatie van haar. Via WhatsApp is aangeefster tevens benaderd door een man die haar vertelde dat hij aan haar telefoonnummer kwam, omdat zij dat zelf had gegeven tijdens een msn-gesprek. Aangeefster heeft verklaard dat zij dit niet zelf heeft gedaan. Ook heeft aangeefster verklaard dat zij ongeveer 5 keer per nacht werd gebeld. [2] [slachtoffers] heeft vervolgens op 17 juli 2015 een klacht ter zake van belaging ingediend. [3]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
[slachtoffers] heeft op 6 november 2012 aangifte en klacht gedaan van stalking in de periode 1 mei 2011 (de rechtbank begrijpt: 1 mei 2012) tot en met 6 november 2012 door verdachte te Amstelveen. In mei 2012 begon het lastigvallen en stalken. Vermoedelijk is er toen ook ingebroken in haar hotmailaccount door verdachte, waarbij de beveiligingscodes zijn veranderd en de belangrijkste mappen zijn verwijderd. Aangeefster werd vervolgens stelselmatig lastiggevallen door verdachte via de telefoon. Op 3 juli 2012 is zij er vervolgens achter gekomen dat verdachte onder haar Facebookaccount actief was en zich uitgaf voor haar. Voorts stuurde hij regelmatig contacten naar haar familie, vrienden en oud klasgenoten middels haar profiel. Ook is er een e-mailadres aangemaakt onder haar naam waartoe zij geen toegang heeft. Daarnaast zijn er door verdachte seksuele voorstellen gedaan onder haar naam bij haar vrienden en is er drie keer gechat met een vriend van haar partner in welke gesprekken werd aangegeven dat zij zou twijfelen over haar relatie en waarin verteld werd dat er geen seksuele spanning meer zouden zijn. Ook is er in deze gesprekken verteld dat zij vreemd zou gaan en geheime relaties zou hebben. Aangeefster is regelmatig opgebeld door verdachte, laatstelijk op 29 oktober 2012 en zij heeft twee keer een hijger aan de telefoon gehad, waarvan zij ook vermoedt dat dit verdachte is geweest. Aangeefster heeft verklaard dat zij soms wel 12 tot 14 keer op een dag gebeld werd door vermoedelijk verdachte. [4]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
Op 7 november 2012 heeft [slachtoffers] aangifte en klacht gedaan van stalking in de periode 17 september 2012 tot en met 23 september 2012 door verdachte te Amsterdam. Aangeefster heeft hierover verklaard dat verdachte onder haar Facebookaccount tot twee keer toe contacten heeft verstuurd naar Facebook vrienden van haar van vroeger. In een chat sessie zijn er vervolgens onder haar profiel berichten gestuurd naar vroegere vrienden met daarbij haar privé gegevens en telefoonnummer. Voorts heeft verdachte namens haar seksafspraken gemaakt bij haar vroegere vrienden. Daarnaast heeft verdachte op 23 september 2012 met aangeefster gechat onder het Facebookaccount van een vriend van de broer van aangeefster. [5]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
[slachtoffers] heeft op 14 juli 2014 aangifte gedaan van computervredebreuk in de periode 12 juli 2014 tot en met 14 juli 2014 en de periode 17 juli 2014 tot en met 18 juli 2014 te [woonplaats slachtoffers] . Op 12 juli 2013 (de rechtbank begrijpt: 2014) kon zij niet meer inloggen op haar Outlook account. Ook kon zij niet meer inloggen op Facebook en Facebook gaf aan dat zij op 12 juli 2014 haar wachtwoord had gewijzigd. Dat had zij echter niet gedaan. Toen zij vervolgens een nieuw wachtwoord wilde aanvragen werd dit gekoppeld aan een vreemd e-mailadres. Toen zij in de avond weer wilde inloggen werd kort daarna haar wachtwoord wederom gewijzigd, nadat zij op Twitter had vermeld dat zij het vermoeden had te zijn gehackt. Op 14 juli 2014 zag zij in haar inbox twee geopende e-mailberichten van Twitter inhoudende dat het Twitter wachtwoord was gewijzigd en dat zij het verzoek hadden ontvangen om het wachtwoord te resetten. Vervolgens kreeg aangeefster een e-mailbericht met de mededeling dat de beveiliging van haar e-mailadres was ingetrokken, waarna haar wachtwoord wederom is gewijzigd. [6] Op 9 december 2014 heeft [slachtoffers] een klacht ingediend ter zake van belaging. Zij heeft hierbij verklaard dat degene die haar gestalkt heeft haar identiteit heeft aangenomen en allerlei seksuele toespelingen heeft gedaan naar haar vriendinnen, vrienden en aan haarzelf. Ook is haar Apple ID, Facebook en Twitter account gehackt. [7]
Op 22 december 2014 heeft aangeefster aanvullend verklaard dat er in de nacht van 20 december 2014 een nep account is aangemaakt op haar naam en dat wederom geprobeerd is haar vrienden te benaderen. Daarnaast heeft die persoon haar die nacht een smiley-emoji en twee vraagtekens gestuurd via Facebook Messenger en heeft zij een vriendschapsverzoek ontvangen. Tevens is aangeefster in de afgelopen tijd drie keer in de nacht gebeld door een onbekend nummer. [8]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
Op 23 juni 2014 deed [slachtoffers] aangifte van belediging en smaad in de periode 11 december 2013 tot en met 23 juni 2014 te Hillegom. Zij gaf daarbij aan dat er op 11 december 2013 een nep-account onder haar naam was aangemaakt. De persoon die dat heeft gedaan is vervolgens mensen uit haar contactenlijst als vriend gaan toevoegen en is gaan chatten met haar vrienden, waarbij er verhalen over haar zijn verspreid. Er zijn bijvoorbeeld verhalen verspreid over het feit dat de relatie tussen haar en haar man niet goed zou gaan en dat zij vreemd zou gaan. Ook hebben verschillende contacten toespelingen gekregen van deze persoon op seksueel gebied, waarbij die contacten dachten dat zij dit heeft gedaan. Vanaf 11 december 2013 heeft zij berichten ontvangen via een chatvenster. Vervolgens kreeg aangeefster op 12 februari 2014 opnieuw tips van mensen dat er een nep-account onder haar naam was aangemaakt en dat daarmee contacten werden benaderd om vrienden te worden. Vervolgens is er op 29 mei 2014 weer een nep-account op haar naam opgedoken. Ook deze keer begon de persoon weer contacten te leggen met anderen uit haar contactlijst en is er wederom met vrienden gechat. Daarnaast werden er ook berichten naar aangeefster gestuurd. Tevens is er een e-mailadres op haar naam aangemaakt, met een schermafbeelding van haar. De persoon heeft vervolgens geprobeerd om bij drie contacten het telefoonnummer van aangeefster te achterhalen. Voorts werden er links gestuurd naar aangeefster waarmee geprobeerd werd om haar IP-adres en surfgedrag te achterhalen. [9] [slachtoffers] heeft vervolgens op 24 juni 2014 een klacht ingediend. [10]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
Op 19 mei 2014 heeft [slachtoffers] aangifte gedaan van stalking in de periode 15 oktober 2013 tot en met 13 mei 2014 te Hoofddorp. Half oktober 2013 heeft zij op Facebook een vriendschapsverzoek ontvangen van een man die zij niet kende. Gelet hierop heeft zij de man gevraagd wie hij was. Vervolgens kreeg zij seksueel getinte opmerkingen en heeft zij deze man geblokkeerd. Daarna, in een periode van 2 maanden, is aangeefster vaker toegevoegd door mannen op diezelfde wijze. Na het blokkeren van deze personen kreeg aangeefster echter steeds opnieuw dezelfde vriendschapsverzoeken. Na enkele maanden kwam zij er pas achter dat er nepprofielen waren aangemaakt waarin haar naam en foto werden gebruikt op verschillende profielen op Facebook. Nadat zij haar Facebook volledig had afgeschermd kregen vriendinnen van haar vriendschapsverzoeken waarbij steeds om contact met aangeefster werd gevraagd. [11] [slachtoffers] heeft vervolgens op 15 oktober 2013 een klacht ter zake van belaging ingediend. [12]
Voorts heeft [slachtoffers] op 14 november 2014 bij de politie verklaard dat zij nog regelmatig wordt gebeld door privénummers en door voor haar onbekende mannen die reageren op haar chat. Dit zijn allemaal seksueel getinte berichten die door een fake-chat op een profiel op haar naam worden gehouden en waarin haar telefoonnummer wordt weergeven. Verder worden er nog steeds echte vrienden van haar benaderd met haar profiel en wordt er gevraagd om haar telefoonnummer. Ook wordt er via Marktplaats gereageerd. Aangeefster heeft verklaard dat zij vanaf mei 2014 tot november 2014 gemiddeld vier keer in de maand gebeld is, waarbij soms ook midden in de nacht. Ook heeft zij filmpjes toegestuurd gekregen van mannen, wat in oktober 2014 is gestopt. [13]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
Op 6 december 2014 heeft [slachtoffers] aangifte gedaan van belaging in de periode mei 2011 tot heden te Amsterdam, welke aangifte zij op 18 januari 2015 heeft aangevuld. Aangeefster heeft verklaard dat zij het vermoeden heeft dat verdachte haar stalker is. De stalking is begonnen in mei 2011 en elk jaar is er een paar keer een nepprofiel op Facebook aangemaakt. In 2014 is de frequentie van de aanmaak van nep-profielen opgelopen naar bijna maandelijks. Omstreeks juni 2014 heeft zij haar eigen profiel daarom van Facebook verwijderd. Ook na het verwijderen van haar Facebook account bleven er om de 2 à 3 maanden nep-profielen van haar verschijnen. De werkwijze is telkens hetzelfde: er wordt een profiel aangemaakt met haar gegevens en foto. Vervolgens wordt er met vrienden en kennissen van haar een gesprek gevoerd, welke gesprekken allemaal seksueel getint zijn. Er wordt in deze gesprekken gezegd dat zij op zoek is naar seks, dat zij vreemd gaat met verschillende mannen en voorts dat zij twijfelt over haar seksuele geaardheid. Afgelopen zomer heeft er ook een keer een gesprek plaatsgevonden op Facebook dat direct tegen haar gericht was, waarbij haar stalker zich heeft voorgedaan als Klaar [slachtoffers] en een persoonlijke chat met haar is begonnen. Vanaf oktober 2014 is zij voorts door 15 verschillende telefoonnummers benaderd via de telefoon en WhatsApp. Het merendeel van de benaderingen heeft in de nachtelijke uren plaatsgevonden en zij heeft ook foto’s en filmpjes gekregen van mannelijke geslachtsdelen in opgewonden toestand en beledigende teksten. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij ook vaak op de raarste tijdstippen, meestal in de nacht, berichtjes, telefoontjes en compromitterende foto’s krijgt, waardoor zij het vermoeden heeft dat hij zich op datingsites of sekssites uitgeeft voor haar. Ook is er op 26 maart, 29 april, 9 mei, 2 juni, 29 augustus, 27 oktober en 28 en 29 december 2014 een vals Facebook account aangemaakt op haar naam. Voorts heeft iemand op 29 december 2014 en 5 januari 2015 geprobeerd om haar Hotmail account te hacken. Ook tijdens haar vakantie, drie weken geleden, ging het stalken door. [14] [slachtoffers] heeft vervolgens op 6 december 2014 een klacht ter zake van belaging ingediend. [15]
Aangifte [slachtoffers] – feit 2 en 3
[slachtoffers] heeft op 20 oktober 2014 aangifte gedaan van stalking in de periode 15 oktober 2014 tot en met 20 oktober 2014 te Amsterdam. Zij heeft hierover verklaard dat er al sinds 2012 op haar naam valse accounts worden aangemaakt op Facebook. Afgelopen zaterdag is de laatste, van de in totaal 10 nep-accounts- aangemaakt onder haar naam. Zij kreeg opeens op haar telefoon WhatsApp berichten van verschillende telefoonnummers en verschillende mannen. Aangeefster heeft verklaard dat degene die dit account heeft aangemaakt kennelijk ook een bericht heeft geplaatst in Chatplaza met het verzoek om aan haar foto’s te sturen, want zij heeft zeer compromitterende foto’s toegestuurd gekregen van diverse mannen welke seks-gerelateerd zijn. Afgelopen zaterdag is zij ook 5 keer gebeld door iemand die niets zei. [16] [slachtoffers] heeft vervolgens op 27 januari 2015 een klacht ter zake van belaging ingediend, waarbij zij tevens heeft verklaard dat zij de week daarvoor nog een e-mailbericht had ontvangen waar niets in stond. [17]
Aangifte [slachtoffers] – feit 3
Op 29 december 2014 heeft [slachtoffers] aangifte gedaan van het feit dat iemand sinds 2011 nepprofielen aanmaakte op Facebook om zo met haar in contact te komen. Toen dat niet lukte is er een nepprofiel op haar naam aangemaakt en heeft die persoon veel van haar vrienden benaderd, waarbij hij persoonlijke informatie over aangeefster wilde weten en over seks praatte. Vervolgens heeft aangeefster vriendschapsverzoeken op Facebook gekregen van verschillende personen die zij aanvankelijk dacht te kennen, maar waarvan later bleek dat er sprake was van een nepprofiel. In september 2012 kreeg zij van vrienden te horen dat zij rare berichten stuurde. Vervolgens bleek dat er weer een Facebook account was aangemaakt met haar foto erbij waarbij iemand zich uitgaf voor haar. Door deze persoon is aan 20 vrienden van haar een vriendschapsverzoek verstuurd en vervolgens zijn er vragen over haar gesteld. Ook is zij toen 11 keer anoniem gebeld. [18]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de namen van de vrouwen uit de tenlastelegging (her)kent en dat het juist is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten. [19]
Oordeel van de rechtbank feit 2
Op grond van bovengenoemde aangiftes in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte is er geen twijfel over dat verdachte de hem tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Ten aanzien hiervan merkt de rechtbank op dat verdachte een groot deel van de hem verweten handelingen zelf heeft verricht, maar dat er ook handelingen door derden zijn verricht. Ten aanzien van die handelingen kan verdachte echter als de middellijke dader worden aangemerkt, omdat hij - en hij alleen - door zijn handelingen die andere personen in de gelegenheid heeft gesteld hun handelingen (onder meer het sturen van berichten en contactverzoek, het voeren van (chat)gesprekken en het telefonisch benaderen van aangeefsters) te verrichten. Verdachte heeft als het ware de deur opengezet voor anderen die vervolgens - naar de rechtbank aanneemt in hun onwetendheid - aangeefsters gingen benaderen en lastig vallen met vragen en verzoeken. Dat handelen, dat door alle aangeefsters als ongewenst en hinderlijk is ervaren, maakt onderdeel uit van de aan verdachte verweten stalking en komt ook voor zijn rekening en risico.
Voor de vraag of voornoemde handelingen een belaging als bedoeld in artikel 285b Sr opleveren dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of door aldus te handelen sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefsters.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de duur, de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van slachtoffers, relevante factoren zijn bij de vraag of sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (ECLI:NL:HR:2011:BP0096). Uit het dossier volgt dat het handelen van de verdachte grote invloed heeft gehad op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van elk van de vrouwen die aangifte hebben gedaan. Zij hebben hierover verklaard dat zij het handelen van verdachte als zeer angstig en bedreigend hebben ervaren. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen voorts volgt dat de verdachte gedurende in totaal een ruime periode direct of indirect veelvuldig contact heeft gezocht met de vrouwen, ook al was dat ten aanzien van een enkele vrouw beperkter in duur. De intensiteit en de aard van zijn handelen was echter van dien aard dat de rechtbank ook in de gevallen waarin het handelen van verdachte richting de aangeefster van kortere duur was van oordeel is dat dat handelen als stelselmatig is aan te merken. Daarbij speelt mede een rol dat het handelen onderdeel uitmaakte van een patroon van handelen van verdachte, gelet op de wijze van handelen van verdachte in de richting van alle aangeefsters. Gezien het voorgaande is de rechtbank, anders dan door de raadsman is bepleit, van oordeel dat verdachte met zijn handelen stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.
Het vorengaande brengt met zich mee dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging als bedoeld in artikel 285b Sr.
Oordeel van de rechtbank feit 3
De rechtbank stelt vast dat uit bovengenoemde aangiftes is combinatie met de bekennende verklaring van verdachte is gebleken dat verdachte gebruik heeft gemaakt van persoonsgegevens van [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] en deze gegevens heeft gebruikt om social media accounts te hacken, nieuwe social media accounts onder hun namen aan te maken alsmede om deze vrouwen aan te melden op dating- en/of seks(gerelateerde)sites. Verdachte heeft willens en wetens en zonder toestemming de naam en andere persoonlijke gegevens van deze vrouwen gebruikt om vervolgens onder hun naam een social media account aan te maken en/of zich aan te melden op dating- en/of sekssites. Met het hacken van accounts is verdachte zonder toestemming van de gebruiker in het betreffende account binnengekomen en heeft hij hier gebruik van kunnen maken. Door aldus te handelen heeft dit het gevolg gehad dat de vrouwen wier naam is misbruikt hierdoor in een kwaad daglicht zijn gezet en hierop door verschillende personen uit de omgeving zijn aangesproken, alsmede door onbekende mannen die hierbij bepaalde verwachtingen hebben gehad. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat door het handelen van verdachte enig nadeel voor de vrouwen is ontstaan. Anders dan door de raadsman is betoogd, is de rechtbank hierbij van oordeel dat het niet van belang is of verdachte de handelingen (deels) heeft verricht voor 1 mei 2014, omdat het gevolg van het handelen van verdachte in alle gevallen is blijven voortduren na 1 mei 2014. De identificerende gegevens van de vrouwen zijn aldus op voortdurende wijze door verdachte misbruikt, waardoor ook zijn eigen identiteit werd verhuld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan identiteitsfraude.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 29 december 2011 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage en Houten, meermalen, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffers] , met het oogmerk die [slachtoffers] , te dwingen iets te dulden, immers heeft hij
- op Facebook en
Chatplaza en Instagram en
Relatieplanet accounts onder de naam van die [slachtoffers] aangemaakt en (vervolgens)
- anderen (via internet) benaderd als ware hij die [slachtoffers] en vervolgens
- anderen verzocht foto's en/of berichten naar die [slachtoffers] te sturen en
- vrienden van die [slachtoffers] via internet benaderd en seksueel getinte berichten gestuurd en
- die [slachtoffers] via internet en e-mail benaderd en zich daarbij (telkens) voorgedaan als een ander en
- die [slachtoffers] (whatsapp)berichten gestuurd en
- die [slachtoffers] veelvuldig gebeld;
2.
hij in de periode van 1 februari 2011 tot en met 16 december 2015 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Heerenberg en/of Hillegom en/of Hoofddorp en/of Houten, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
a. a) [slachtoffers] en
b) [slachtoffers] en
c) [slachtoffers] en
d) [slachtoffers] en
e) [slachtoffers] en
f) [slachtoffers] en
g) [slachtoffers] en
h) [slachtoffers] en
j) [slachtoffers] , met het oogmerk die Bloem
enveld en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] , te dwingen iets te dulden, immers heeft hij
- vorengenoemd(e) perso(o)n(en) veelvuldig gebeld en/of (seksueel getinte) berichten gestuurd en/of
- anderen/vrienden van vorengenoemd(e) perso(o)n(nen) (via internet) benaderd als ware hij vorengenoemd(e) pers(o)n(en) (en daarbij seksueel getinte berichten verzonden) en/of
- sociale media-accounts en/of e-mail accounts van vorengenoemd(e) perso(o)n(en) gehackt (en vervolgens anderen (seksueel getinte) berichten verzonden) en/of
- op sociale media accounts onder de naam van vorengenoemd(e) perso(o)n(en) aangemaakt (en vervolgens anderen (seksueel getinte) berichten verzonden)
- op sociale media accounts aangemaakt en vervolgens vorengenoemd(e) perso(o)n(en) benaderd;
3.
hij in de periode van 10 mei 2014 tot en met 1 mei 2016 te 's-Gravenhage en/of Houten en/of
's-Heerenberg en/of Hillegom en/of Amsterdam en/of Hoofddorp, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te
weten [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] , heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1
belaging;
ten aanzien van feit 2
belaging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische gegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en behandelverplichting. Voorts vordert de officier van justitie dat aan verdachte een contactverbod wordt opgelegd ten aanzien van alle aangeefsters op grond van artikel 38v Sr, waarbij iedere keer dat verdachte zich niet houdt aan de maatregel 2 weken vervangende hechtenis zal worden toegepast, met een maximum van 6 maanden. Daarbij verzoekt de officier van justitie om het contactverbod conform artikel 38v lid 4 Sr dadelijk uitvoerbaarheid te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte bij een veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op leggen die niet hoger is dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering worden geadviseerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een geruime periode inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van in ieder geval tien vrouwen en hen gedwongen te dulden dat hij steeds weer direct of indirect contact met hen zocht. Belaging is een zeer ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Het betreft hier voorts een langere periode waarin verdachte er alles aan heeft gedaan om in de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers aanwezig te zijn en te blijven. Daar komt bij dat de gegevens van aangeefsters door het handelen van verdachte op seks(gerelateerde)sites terecht zijn gekomen, hetgeen naar zijn aard extra belastend en denigrerend voor de betrokken vrouwen is. De slachtoffers zijn door de belaging daarom ook ernstig in hun privacy aangetast en er is een grove inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Door de aangeefsters is dit alles als zeer beangstigend en bedreigend ervaren.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan identiteitsfraude door de persoonsgegevens van 8 vrouwen te gebruiken, waardoor deze vrouwen nadeel hebben ondervonden. De rechtbank rekent verdachte dit alles dan ook aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie betreffende de verdachte d.d. 7 oktober 2016. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld .
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage van 27 juni 2016, opgemaakt door R. Thomassen, psychiater, de Pro Justitia-rapportage van 26 mei 2016, opgemaakt door R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, alsmede het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 25 oktober 2016.
Zowel de psychiater als de psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in mindere mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank volgt die conclusie en legt die aan haar oordeel ten grondslag. De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar en de rechtbank zal hier bij het bepalen van de strafmaat dan ook rekening mee houden.
De op te leggen straf
Nadat verdachte voor (een deel van) de hem verweten feiten langere tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten en de voorlopige hechtenis op enig moment door de rechtbank onder voorwaarden is geschorst, is verdachte zich opnieuw gaan bezighouden met het belagen van vrouwen. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat toen hij geschorst was bij hem op enig moment de drang weer terugkwam. Daarbij heeft verdachte tevens gezegd dat hij niet zeker weet of er wellicht nog meer vrouwen zijn die aangifte van stalking tegen hem zouden kunnen doen en dat hij hoopt dat als hij nu vrijkomt hij in staat is om hiermee te stoppen. Gelet op het nog altijd aanwezige hoge recidiverisico dat uit het vorenoverwogene blijkt is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte een flinke stok achter de deur nodig heeft om hem ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan belaging en/of andere strafbare feiten. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf passend en geboden en zal een deel hiervan voorwaardelijk opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van die straf zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaren verbinden met daarbij de meldplicht en behandelingverplichting als bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid contactverbod ingevolge artikel 38v Sr.
Gelet op het recidiverisico dat, zoals hiervoor overwogen, als hoog moet worden aangemerkt, zal de rechtbank ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen, inhoudende een contactverbod ten aanzien van alle 11 aangeefsters. De rechtbank zal met het oog op de aangeefsters deze maatregel opleggen omdat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op hun privacy, waarin verdachte erg volhardend bleek. Omdat de rechtbank er voorts rekening mee houdt dat de verdachte zich jegens de aangeefsters (opnieuw) belastend kan gaan gedragen, zal de rechtbank op die grond bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De afweging van de belangen die bij oplegging van deze maatregel betrokken zijn brengt mee dat als vervangende hechtenis voor elke overtreding op 2 weken zal worden bepaald met een maximum van 6 maanden.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.250,00, bestaande uit immateriële schade.
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.250,00, subsidiair 42 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite deelvrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is met stukken van een psychiater of therapie waardoor deze schade niet voor toewijzing vatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 juni 2014, de dag waarop de benadeelde partij aangifte heeft gedaan.
De rechtbank zal benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf voornoemde datum tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] .
8.2
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.850,00, bestaande uit immateriële schade.
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.850,00, subsidiair 48 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite deelvrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onderbouwd is en daarom toewijsbaar is, maar dat de schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 2.000,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van
5 september 2012, de dag waarop de benadeelde partij aangifte heeft gedaan.
De rechtbank zal benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf voornoemde data tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] .
8.3
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.706,38, bestaande uit een bedrag van € 131,38 aan materiële schade en uit een bedrag van € 2.575,00 aan immateriële schade.
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.706,38, subsidiair 37 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite deelvrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor eigen risico van de logopedie en de reiskosten geen rechtstreekse schade betreffen en om die reden niet voor toewijzing vatbaar zijn. De immateriële schade is onderbouwd en daarom toewijsbaar, maar de raadsman heeft verzocht deze schade te matigen tot een bedrag van € 2.000,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, te weten € 118,00 voor kosten van het eigen risico en € 13,38 aan reiskosten is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade, tot een bedrag van € 2.000,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 2.131,38.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente over de immateriële schade toewijzen met ingang van 20 oktober 2014, de dag waarop de benadeelde partij aangifte heeft gedaan. Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente over de materiële schade toewijzen met ingang van 13 november 2015, gelet op het feit dat de betreffende schade is ontstaan tussen 3 november 2015 en 30 november 2015.
De rechtbank zal benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor de feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.131,38, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf voornoemde data tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] .
8.4
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.850,00, bestaande uit immateriële schade.
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.850,00, subsidiair 48 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite deelvrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is met stukken van een psychiater of therapie waardoor deze schade niet voor toewijzing vatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van
6 november 2012, de dag waarop de benadeelde partij aangifte heeft gedaan.
De rechtbank zal benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf voornoemde datum tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] .
8.5
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.000,00, bestaande uit immateriële schade.
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.000,00, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite deelvrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is met stukken van een psychiater of therapie waardoor deze schade niet voor toewijzing vatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 mei 2014, de dag waarop de benadeelde partij aangifte heeft gedaan.
De rechtbank zal benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf voornoemde datum tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] .
8.6
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.699,95, bestaande uit een bedrag van € 749,95 aan materiële schade en uit een bedrag van € 4.950,00 aan immateriële schade.
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.699,95, subsidiair 63 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor therapie, de verlofuren en de reiskosten geen rechtstreekse schade betreffen en om die reden niet voor toewijzing vatbaar zijn. De immateriële schade is onderbouwd en daarom toewijsbaar, maar de raadsman heeft verzocht deze schade te matigen tot een bedrag van € 2.000,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, te weten € 363,00 aan kosten voor therapie, € 337,09 voor opgenomen verlofuren en € 49,86 voor reiskosten, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij op deze onderdelen schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade, een bedrag van € 4.000,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten en de belaging ten aanzien van [slachtoffers] ruime tijd langer heeft geduurd dan de belaging van de overige vrouwen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 4.749,95.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente over de immateriële schade toewijzen met ingang van 22 april 2015, de dag waarop de benadeelde partij aangifte heeft gedaan. Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente over de materiële schade toewijzen met ingang van 1 maart 2016, gelet op het feit dat deze schade is ontstaan tussen 30 september 2015 en 31 oktober 2016.
De rechtbank zal benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.749,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf voornoemde data tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] .

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 21 en 1 tot en met 34 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu het merendeel van de inbeslaggenomen voorwerpen toebehoort aan de familie van verdachte en met deze voorwerpen voorts geen strafbare feiten zijn gepleegd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 1 tot en met 21 en 1 tot en met 34 genummerde voorwerpen thans geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 38v, 38w, 57, 231b, 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie ter zake van feit 2 partieel niet ontvankelijk, voor zover dat betrekking heeft op aangeefster [slachtoffers] ;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder 4.5 is omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
belaging;
ten aanzien van feit 2
belaging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische gegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat onderzoeken en zich onder behandeling stelt van De Waag of een soortelijke ambulante forensische zorg, en zich daarbij houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader daarvan door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en het begeleiden van de veroordeelde ten behoeve daarvan;
en
de maatregel dat de veroordeelde:
- voor de duur van
3 (drie) JARENop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) WEKENvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 38v Sr dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffers] , een bedrag van € 4.749,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten aanzien van de immateriële schade vanaf 22 april 2015 en ten aanzien van de materiële schade vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.749,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffers] , een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffers] , een bedrag van € 2.000,00 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffers] , een bedrag van € 2.131,38, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten aanzien van de immateriële schade vanaf 20 oktober 2014 en ten aanzien van de materiële schade vanaf 13 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.131,38, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 31 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffers] , een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffers] , een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan en legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffers] en bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partijen voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 21 en 1 tot en met 34 genummerde voorwerpen, te weten:
1.00 STK Computer
Pc kast; bureau rechts
1.00 STK Computer
Harde schijf 7; biljart
1.00 STK Computer
Harde schijf 8 ; biljart
1.00 STK Computer
Harde schijf 9; pc bureau rechts
1.00 STK Computer
Harde schijf 10 ; op oudere pc’s achter
1.00 STK Laptop computer
Laptop klein; op grond rechts van het bureau
1.00 STK Computer
personal
pc klein ; achter rechter monitor
1.00 STK Computer
Server
Ruimte 3, meterkast, netwerk harde schijf
1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA
Ruimte 2, slaapkamer op bureau
1.00 STK Telefoontoestel
IPHONE
Ruimte 2, slaapkamer op bed
1.00 STK Geheugensimm
Ruimte; slaapkamer op bureau tmobile
1.00 STK Computer
Pc kast ; bureau links
1.00 STK Harddisk
Ruimte 2 slaapkamer op bureau datacard mic.s
1.00 STK Harddisk
gekoppeld aan tv datacard in houder
1.00 STK Computer
Extene harde schijf ; bij tv in zithoek
1.00 STK Computer
harde schijf 1;p biljart
1.00 STK Computer
Harde schijf 2; rechts achter op oudere pc's
1.00 STK Computer
Harde schijf 3; rechts achter op oudere pc's
1.00 STK Computer
Harde schijf 4; biljart
1.00 STK Computer
Harde schijf 5; rechts achter op oudere pc's
1.00 STK Computer
Schijf 6; naast oudere pc's rechts achter
en
1.00 STK gegevensdrager Kl:zilver
1.00 STK gegevensdrager
SANDISK ULTRA
1.00 STK Computeronderdeel
NETGEAR nighthawk
1.00 STK Geheugensimm
VODAFONE
1.00 STK Laptop computer Kl:wit
APPLE IPAD
6 1.00 1.00 DS Doos Kl:bruin
6 1.00 1.00 STK Telefoontoestel Kl:goud
APPLE 6S 2015
1.00 STK Geheugensimm
T-MOBILE
1.00 STK Harddisk Kl:zilver
TOSHIBA
1.00 STK Laptop computer
COMPAQ PRESARIO
1.00 STK Telefoontoestel Kl:meer
NOKIA ESERIES
1.00 STK gegevensdrager Kl:zilver
WESTERN DIGATAL
13 1.00 1.00 STK Computer
13 1.00 1.00 STK Computer Kl:rood
GIGABYTE
1.00 DS Doos
APPLE
Adapter zonder USB kabel-hoofdtelefoon
1.00 STK gegevensdrager
EMINENT
17 1.00 1.00 STK Computer
17 1.00 1.00 STK gegevensdrager Kl:zilver
LACIE MOBILE
1.00 STK Document
T-MOBILE
20 1.00 1.00 STK Computer
20 1.00 1.00 STK Bonnen en dergelijke
Kassabon
22 1.00 1.00 STK Papier
22 1.00 1.00 STK gegevensdrager Kl:zwart
22 1.00 1.00 STK Laptop computer Kl:zilver
ACER
1.00 STK gegevensdrager Kl:rood
usb-stick
26 1.00 1.00 STK Papier
26 1.00 1.00 STK Computer Kl:zwart
ASUS
1.00 STK Computer Kl:zwart
COOLER MASTER
29 1.00 1.00 STK gegevensdrager Kl:wit
29 1.00 1.00 STK gegevensdrager Kl:zwart
29 1.00 1.00 STK gegevensdrager Kl:zilver
29 1.00 1.00 STK gegevensdrager Kl:zwart
WESTERN DIGITAL Elements
1.00 STK gegevensdrager Kl:zwart
SANDISK ULTRA
1.00 STK gegevensdrager Kl:zwart.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.A. Vinken, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.A. Hopman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het processen-verbaal met de nummers PL1500-2015126512, PL1300-2015253305, PL1236 2012072512, PL0900-2012277133, PL133B 2012287042, PL133B 2012288037, PL0647-2014095520, PL0900-2014251031, PL1500-2014126329, PL1100-2014057224, PL1300-2014298605, PL1300-2014253940, PL1300-2014316926.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 5 september 2012, PL1236 2012072512, blz. 1 t/m 5.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [slachtoffers] , d.d. 17 juli 2015, PL0900-2012277133, ongenummerd.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] , d.d. 6 november 2012, PL133B 2012287042, blz. 16 t/m 18.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] , d.d. 7 november 2012, PL133B 2012288037, blz. 20 t/m 22.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 15 juli 2014, PL0647-2014095520, blz. 18 t/m 21.
7.Het proces-verbaal van ontvangst klacht [slachtoffers] d.d. 9 december 2014, PL0900-2014251031, blz. 22 en 23, met bijlagen.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2015, opgemaakt door [slachtoffers] , PL0900-2014251031, blz. 186 en 187, met bijlagen.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 24 juni 2014, PL1500-2014126329, blz. 195 t/m 199.
10.Het proces-verbaal ontvangst klacht [slachtoffers] d.d. 24 juni 2014, PL1500-2014126329, blz. 200 en 201.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 19 mei 2014, PL1100-2014057224, blz. 293 t/m 295.
12.Het proces-verbaal van ontvangst klacht [slachtoffers] d.d. 3 januari 2015, PL1100-2014057224, blz. 290 en 291.
13.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffers] , d.d. 5 december 2014, PL1100-2014057224, blz. 296 en 297, met bijlagen.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 18 januari 2015, PL1300-2014298605, blz. 379 t/m 383.
15.Het proces-verbaal ontvangst klacht d.d. 6 januari 2015, PL1300-2014298605, blz. 384 en 385.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 20 oktober 2014, PL1300-2014253940, blz. 478 en 479.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door P.J.A. van den Broek d.d. 27 januari 2015, PL1300-2014253940, blz. 480.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] d.d. 2 januari 2015, PL1300-2014316926, blz. 141 t/m 145.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2016.