ECLI:NL:RBDHA:2016:13827
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Oegandees op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oegandees eiser die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De eiser had eerder een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank Rotterdam had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had deze uitspraak vernietigd. De staatssecretaris had de aanvraag opnieuw afgewezen, wat leidde tot het huidige beroep.
Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De eiser stelde dat hij problemen had ondervonden in Oeganda vanwege zijn homoseksuele geaardheid, maar de rechtbank oordeelde dat de door hem aangevoerde problemen ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning vormden.
De rechtbank heeft de werkwijze van de staatssecretaris, zoals vastgelegd in de Werkinstructie 2015/9, als zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met culturele en psychologische factoren en dat de verklaringen van de eiser niet consistent waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de eiser niet had aangetoond dat zijn seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen geloofwaardig waren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.