ECLI:NL:RBDHA:2016:13827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
NL16.1555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Oegandees op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oegandees eiser die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De eiser had eerder een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank Rotterdam had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had deze uitspraak vernietigd. De staatssecretaris had de aanvraag opnieuw afgewezen, wat leidde tot het huidige beroep.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De eiser stelde dat hij problemen had ondervonden in Oeganda vanwege zijn homoseksuele geaardheid, maar de rechtbank oordeelde dat de door hem aangevoerde problemen ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning vormden.

De rechtbank heeft de werkwijze van de staatssecretaris, zoals vastgelegd in de Werkinstructie 2015/9, als zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met culturele en psychologische factoren en dat de verklaringen van de eiser niet consistent waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de eiser niet had aangetoond dat zijn seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen geloofwaardig waren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL16.1555
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 5 september 2016 in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde mr. J.M. Walls,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. M. Pieters.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 juni 2016, waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2016. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig J.J. van Ravesteijn, tolk in de Engelse taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Oegandese nationaliteit te bezitten. Op 4 februari 2014 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 12 februari 2014 afgewezen. De rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft het beroep daartegen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 juli 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State AbRS) de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 12 februari 2014 vernietigd. Bij besluit van 10 maart 2016 heeft verweerder de aanvraag opnieuw afgewezen. Dit besluit is door de rechtbank, zittingsplaats Middelburg, vernietigd bij uitspraak van 31 maart 2016. Bij het thans bestreden besluit is de aanvraag van eiser andermaal afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking
voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef
en onder a of b, van de Vw, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid en de naar aanleiding daarvan gestelde problemen niet geloofwaardig zijn.
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd vanwege een gebrekkige motivering. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het door verweerder gehanteerde beoordelingskader in Werkinstructie 2015/9 nog immer leidt tot willekeurige beoordelingen van homoseksualiteit. De beantwoording van de gestelde vragen biedt volgens eiser onvoldoende basis voor een motivering dat iemands seksuele geaardheid ongeloofwaardig is. Begrippen als zelfacceptatie en bewustwordingsproces passen niet bij de Afrikaanse cultuur en zijn eiser onbekend. Antwoorden op vragen over zelfacceptatie en bewustwording zijn verder nooit onjuist. Het herhaald ondervragen hierover bevordert dat tegenstrijdig wordt verklaard. Verweerder miskent de wijze waarop mensen seksuele contacten aangaan. Verweerder mag niet van eiser verlangen concreter te verklaren over de ontwikkeling van zijn homoseksuele relaties.
Ook heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om een door hem meegenomen borgtochtakte te onderzoeken op authenticiteit, nu dat document het asielrelaas onderbouwt.
4. Verweerder handhaaft het standpunt dat eiser niet voor toelating in aanmerking komt. Verweerder bestrijdt dat de werkwijze uit Werkinstructie 2015/9 tekortschiet en heeft daartoe verwezen naar de uitspraak van de AbRS van 15 juni 2016. Er vindt in iedere zaak een individuele beoordeling van de verklaringen plaats. Het geheel aan vage, vreemde en wisselende verklaringen van eiser ten aanzien van zijn gestelde seksuele gerichtheid hebben in zijn geval aanleiding gegeven om de seksuele gerichtheid en de daaruit voortgekomen problemen niet geloofwaardig te vinden.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Op grond van de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2016 diende verweerder opnieuw op de aanvraag diende te beslissen met inachtneming van het overgangsrecht van artikel 52 van de herziene Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU). Uit dit overgangsrecht volgt dat de aanvraag dient te worden beoordeeld overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen krachtens richtlijn 2005/85/EG, derhalve de Vreemdelingenwet 2000, zoals deze gold tot 20 juli 2015.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, zoals dit luidde tot 20 juli 2015, wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. Voor het beoordelen van de seksuele gerichtheid van een vreemdeling heeft verweerder, naar aanleiding van de uitspraak van de AbRS van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2170), de Werkinstructie 2015/9 uitgebracht. Hierin is een vaste methode beschreven, welke inhoudt dat aan de hand van de door de vreemdeling afgelegde verklaringen onderzoek wordt verricht naar een door hem gestelde seksuele gerichtheid. De vreemdeling wordt daarbij gehoord over in de werkinstructie vermelde thema’s rond die seksuele gerichtheid. De hierover afgelegde verklaringen in hun onderlinge samenhang worden samen met overige verklaringen en bewijs, onderworpen aan een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Daarbij komt op voorhand veel betekenis toe aan verklaringen over eigen ervaringen en wordt van de vreemdeling verwacht dat hij kan verklaren over zijn bewustwording van de seksuele gerichtheid en hoe hij daar vervolgens mee om is gegaan. Dit geldt temeer indien de seksuele gerichtheid in het land van herkomst maatschappelijk niet wordt geaccepteerd of strafbaar is.
8. Bij de al door verweerder genoemde uitspraak van de AbRS van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) heeft de AbRS geoordeeld dat verweerder met zijn vaste onderzoeksmethode op een zorgvuldige manier onderzoek doet naar een gestelde seksuele gerichtheid en dat met de werkinstructie de in de uitspraak van 8 juli 2015 geconstateerde tekortkomingen zijn weggenomen. De door eiser bij de Werkinstructie 2015/9 geplaatste kanttekeningen leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. In de uitspraak van 15 juni 2016 heeft de AbRS al geoordeeld dat verweerder in zijn onderzoek en bij zijn beoordeling voldoende rekening houdt met culturele en psychologische factoren, waaronder mogelijke beletselen om vrijelijk te verklaren. De verklaringen van de vreemdeling worden bezien tegen de achtergrond van de herkomst en de omgeving van de vreemdeling.
9. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over het doorlopen bewustwordingsproces, de zelfacceptatie en het innerlijk proces en dat eisers gestelde homoseksualiteit om die reden niet kan worden geloofd.
Eiser heeft de door verweerder genoemde tegenstrijdigheden niet weerlegd. De omstandigheid dat eiser in het aanvullend nader gehoor nogmaals is gehoord, is daarvoor niet voldoende. Verder heeft eiser in het aanvullend nader gehoor ter toelichting op zijn eerdere verklaringen gezegd dat hij zich ten tijde van het nader gehoor niet op zijn gemak voelde om over zijn geaardheid te verklaren en dat de meeste van zijn ten tijde van het nader gehoor afgelegde verklaringen onjuist zijn. Verweerder heeft in reactie hierop terecht gesteld dat uit de correcties en aanvullingen, noch uit de zienswijze naar aanleiding van het eerste voornemen blijkt van het gestelde ongemak om te verklaren. Nu het op de weg ligt van eiser om de door hem gestelde seksuele gerichtheid aannemelijk te maken, komt de gang van zaken voor rekening en risico van eiser.
Verweerder heeft er terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt van enig proces van bewustwording of zelfacceptatie, terwijl verwacht mocht worden dat eiser hierover concreet kan verklaren. Van belang daarbij is dat homoseksualiteit in Oeganda niet wordt geaccepteerd en eiser zelf heeft verklaard dat hij zijn seksuele gerichtheid aanvankelijk als een afwijking en een probleem zag.
10. Verweerder heeft de door eiser gestelde problemen evenmin ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser zou zijn betrapt met zijn vriend en opgepakt vanwege de gestelde geaardheid. Eiser zou vervolgens op borgtocht en met een meldplicht zijn vrijgelaten, maar dit is niet te rijmen met het feit dat hij vervolgens legaal met zijn eigen paspoort en een visum is uitgereisd.
11. Nu de gestelde homoseksualiteit van eiser en de hieruit voortgekomen problemen ongeloofwaardig zijn geacht, bestond er geen aanleiding voor verweerder om het door eiser ter ondersteuning van de aanvraag aangeboden document nader te onderzoeken. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat uit dit document zelf niet blijkt van een relatie met de kern van eisers asielrelaas, te weten de gestelde homoseksualiteit.
12. Eiser heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom terecht afgewezen.
13. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.