Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 september 2013, tevens houdende incidentele vorderingen (in conventie), met producties 1 tot en met 30;
- de conclusie van antwoord in het incident in conventie, tevens houdende incidentele vorderingen in reconventie van 8 januari 2014, met producties 1 tot en met 49;
- de op 11 maart 2014 ingekomen productie 50 van Snappet c.s.;
- de conclusie van antwoord in het incident in reconventie van 12 maart 2014, met producties 31 tot en met 34;
- het vonnis in het incident in conventie en reconventie van 13 augustus 2014, waarbij - onder meer - Stichting Snappet en Snappet jegens Noordhoff en Zwijssen zijn bevolen tot exhibitie van delen van de Snappet software, GEU is bevolen om de beslagen ten opzichte van Snappet c.s. op te heffen en de door Snappet c.s. gevorderde provisionele voorzieningen jegens GEU c.s. zijn afgewezen;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van Snappet c.s. van 22 oktober 2014, met producties 51 tot en met 91;
- het tussenvonnis van 19 november 2014 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte uitlating exhibitie van GEU c.s. van 11 maart 2015, met producties 35 tot en met 43;
- de antwoordakte uitlating exhibitie van Snappet c.s. van 6 mei 2015, met producties 92 tot en met 99;
- de conclusie van antwoord in reconventie van GEU c.s. van 13 mei 2015 met producties 44 tot en met 57;
- de akte overlegging producties tevens wijziging van eis in reconventie van Snappet c.s. van 28 mei 2015, met producties 100 tot en met 108;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 mei 2015, de daarin vermelde productie 58 van GEU c.s. (proceskostenoverzicht) en productie 109 van Snappet c.s. (proceskostenoverzicht);
- de ter gelegenheid van de comparitie voorgedragen pleitnotities van beide partijen, waarbij de nrs. 4.18, 5.1 tot en met 5.15, 6.24, 6.28 tot en met 6.33 en 8.2. en 8.4 van de pleitnotities zijdens Snappet c.s. zijn doorgehaald omdat zij niet zijn gepleit, alsmede de kopieën van de ter gelegenheid van de comparitie getoonde presentaties;
- de naar aanleiding van het proces-verbaal aan de rechtbank gezonden brief met aanvullingen en correcties van GEU c.s. van 10 juni 2015;
- de naar aanleiding van het proces-verbaal aan de rechtbank gezonden brief met aanvullingen en correcties van Snappet c.s. van 10 juni 2015;
- de brief van mr. Linders namens GEU c.s. van 19 augustus 2015, waarin GEU c.s. de rechtbank verzoekt vonnis te wijzen;
- de brief van de rechtbank van 8 september 2015 aan partijen, waarin wordt medegedeeld dat er een rechterswissel heeft plaatsgevonden (mr. P. Blok is vervangen door mr. P. Burgers);
- het verzoek van Snappet c.s. bij brief van mr. Blokhuis van 14 september 2015 om pleidooi ten overstaan van de nieuwe samenstelling van de rechtbank te houden, de reactie daarop van GEU c.s. van 21 september 2015 en de reactie daarop van Snappet c.s. van 22 september 2015;
- de beslissing van de rechtbank van 25 september 2015 om geen (nieuw) pleidooi toe te staan;
- het eenstemmig verzoek van partijen van 11 december 2015 tot uitstel van het wijzen van vonnis in verband met lopende schikkingsonderhandelingen;
- het eenstemmig verzoek van partijen van 16 maart 2016 om vonnis te wijzen.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
gebeurt in les 3.
pas in groep 5.
al gebeurt in de eerste lessen van groep 6.”
- In les 1.1 wordt begonnen met “mkm (kat, doos)” terwijl er ook vanuit had kunnen worden gegaan dat deze woorden al bekend waren bij de leerling, zoals bij Taalverhaal.nu[Rb: een andere methode]
.
.
4.De beoordeling
kantoekennen. Die uitleg volgt de rechtbank niet. Uit de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel voor invoering van artikel 1019 Rv e.v. [7] , blijkt, dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om aan te sluiten bij de regeling in het commune recht voor aansprakelijkheid ten gevolge van beslaglegging. Artikel 1019g Rv vormt slechts een verdere uitwerking daarvan, aldus de wetgever.
term sheetgetekend. Er moest in ieder geval nog een rechtspersoon worden opgericht waarin de investering zou worden gedaan en er moest nog een
loan agreementworden gesloten, voordat een definitieve overeenkomst gesloten zou kunnen worden. De in de
term sheetgenoemde
closingdatum “
end August 2013”kan daarom niet als een werkelijk haalbare datum worden beschouwd. Niet aannemelijk is dat de onderhandelingen bijna afgerond waren.