Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de minister van Defensie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat geen sprake is van verboden onderscheid naar leeftijd. Op grond van het Wbad (artikel 17) eindigt het recht op wachtgeld met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Volgens verweerder is de toekenning van het wachtgeld in overeenstemming met het Wbad, gelet op de geboortedatum van eiser. De einddatum van het wachtgeld is volgens verweerder niet verbonden aan de ingangsdatum van het recht op een AOW-uitkering. Verweerder volgt niet het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens (het College) van 1 september 2014 (oordeel 2014-2015) en de jurisprudentie van diverse rechtbanken, waarin is vastgesteld dat verweerder verboden onderscheid maakt bij de arbeidsvoorwaarden door de wachtgelduitkering van gewezen burgerpersoneel van Defensie te beëindigen op het moment dat de ambtenaar 65 jaar wordt. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat, mocht sprake zijn van onderscheid naar leeftijd, dit onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 september 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:11928) betoogt verweerder dat de wachtgeldgenietende ex-werknemer zelf nog eventueel (parttime) arbeid kan gaan verrichten om het AOW-gat aan te vullen of gebruik kan maken van de mogelijkheid om tijdelijk, tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd, gebruik te maken van een hoger pensioen. Van de veronderstelde inkomstenterugval is derhalve geen sprake, zodat geen sprake is van een middel dat niet passend is. Aangezien burgerlijke ambtenaren behoren tot de sector Defensie is het verweerder niet duidelijk waarom de rechtbank verwijst naar wijzigingen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), sector Rijk, als argument voor de aanpassing van het Bard, sector Defensie. De rechtbank miskent met deze argumentatie het sectorenmodel bij de overheid en de daarbij behorende onderhandelings- en beleidsvrijheid per sector. Er is sprake van een evenwichtige belangenafweging waardoor zowel voor het jonge als het oude personeel budget beschikbaar is. Ten slotte heeft verweerder aangegeven dat met de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Defensie op 9 juli 2015 overeenstemming is bereikt die strekt tot een tegemoetkoming in de inkomensschade die belanghebbenden lijden door het eindigen, bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, van hun uitkering terwijl voor hen de AOW nog niet ingaat. Met de ‘Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomstenderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd’, in combinatie met het naar voren halen van de ingangsdatum van het ABP-pensioen is een financiële compensatie voorhanden die rechtvaardigt dat de wachtgelduitkering eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Verweerder heeft het beroep van eiser op de hardheidsclausule afgewezen.
Beslissing
€ 992,-.