ECLI:NL:RBDHA:2016:1225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
C/09/501714 / KG ZA 15-1912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bescheiden in faillissementszaak met betrekking tot onregelmatige transacties

In deze zaak heeft de curator van de failliete vennootschap [BV1] een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, waaronder de vaste accountant van [BV1], [gedaagde 1]. De curator vordert inzage in en afgifte van bescheiden die in bewijsbeslag zijn genomen, omdat hij vermoedt dat er onregelmatige transacties hebben plaatsgevonden die de faillissementsboedel hebben benadeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator rechtmatig belang heeft bij de gevraagde bescheiden, die betrekking hebben op de periode van 20 augustus 2014 tot en met 4 september 2014. De gedaagden hebben verweer gevoerd, onder andere met een beroep op geheimhouding en verschoningsrecht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze verweren niet opgaan. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de curator toegewezen, waarbij de gedaagden zijn veroordeeld om de bescheiden af te geven aan de curator. De kosten van het geding zijn voor rekening van de gedaagden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/501714 / KG ZA 15-1912
Vonnis in kort geding van 9 februari 2016
in de zaak van
[curator] q.q.,
handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[BV1] ,
kantoorhoudende te Leiden ,
eiser,
advocaat mr. A.H. Klein Hofmeijer te Leiden,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. A.C. van Campen te 's-Hertogenbosch,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. J.C. Dorrepaal te Alphen aan den Rijn ,
gedaagden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als enerzijds 'de curator' en anderzijds ' [gedaagde 1] ' en ' [gedaagde 2] ' (voor zover gezamenlijk bedoeld als 'gedaagden').

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van [gedaagde 1] van 21 januari 2016, met producties;
- de brief van de curator van 25 januari 2016, met producties;
- de op 26 januari 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[BV1] - tot 2 september 2014 genaamd [BV1A] - exploiteerde een meubelwinkel in [plaats ] . Zij behoort/behoorde tot een 'groep', waarvan [gedaagde 2] de 'moedermaatschappij' is. Directeur-grootaandeelhouder van [gedaagde 2] is [A] (hierna ' [A] ').
2.2.
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 september 2014 is [BV1] - op eigen aangifte - in staat van faillissement verklaard met aanstelling van eiser als curator.
2.3.
[gedaagde 1] was de vaste accountant [BV1] . Zij is dat nog steeds van [gedaagde 2] .
2.4.
Bij e-mailbericht van 22 augustus 2014 heeft [B] (hierna ' [B] '), een medewerker van [gedaagde 1] , onder meer het volgende bericht aan mr [X] , [een advocaat van gedaagde 2] :
"Graag wil ik met jou, mede op verzoek van [C](voorzieningenrechter: een medewerker van [gedaagde 1] en hierna ' [C] ' te noemen)
de risico's in de balans (per heden) van [BV1A] (verder [BV1A] ) bespreken richting [gedaagde 2]
De belangrijkste punten zijn:
• Verrekeningen die hebben plaatsgevonden, die door de curator betwist kunnen worden;
• Verwerking van de deal met de Rabobank van vorig jaar;
• Lening van […] (debiteurschap [gedaagde 2] en [BV1A] ); staat administratief in [gedaagde 2] ; rente enaflossing wordt betaald door [BV1A] ; er bestaat pandrecht binnen [BV1A] ;
• Terugdraaien van onderlinge verrekening van VPB inzake latente VPB-vordering inzake verrekenbaar verlies.
E.e.a. allemaal inzake het feit dat [gedaagde 2] ultimo 2013 als schuldeiser in de boeken staat van [BV1A] en dat voorkomen moet worden dat de curator er 1, 2, 3 een vordering van maakt, die hij gaat uitwinnen."
2.5.
Bij e-mailbericht van 25 augustus 2014 heeft [B] onder andere het volgende medegedeeld aan [D] (hierna ' [D] '), de boekhouder van [BV1] :
"In de bijlage de aandachtspuntenlijst.
Deze aspecten zullen we woensdag aan de orde stellen / doorlopen.
Wil jij de dingen die verzameld moeten worden alvast opzoeken?
En verder natuurlijk "alles wat ter tafel komt".
Voor jouw informatie: Woensdagmiddag zit ik bij [X] . Centraal staat dan om de mutaties op de rekening-courant [BV1A] en [A] op juridische aspecten te voorkomen, en optimaal voor te bereiden dat een curator niet in staat zal zijn om de schuld van [BV1A] aan [gedaagde 2] om te laten slaan in een vordering van [BV1A] op [gedaagde 2] ."
2.6.
De bijlage van voormeld e-mailbericht van 25 augustus 2014 houdt het volgende in:
"Aandachtspunten naderend faillissement

Beschikbare overeenkomsten / laatste versies.

Addendum managementovereenkomst

Rekening-courant overeenkomst

Mail / correspondentie

Kopieën arbeidsovereenkomsten

Fiscale positie (BTW)

Verrekeningen van het laatste jaar op de rekening-courant

Prive mutaties

Arbeidsovereenkomsten

Voorraadbewegingen / mutaties laatste maanden

Schuldverrekening ad 18.555 ultimo 2013, inzake rekening-courant boekingen.

Betalingen laatste maand"
2.7.
Op 25 augustus 2014 bericht [D] - per-email - het volgende aan [B] :
"Managementfee overeenkomsten van 2000 en rek.crt van 7-9-2006"
In reactie daarop bericht [B] op 26 augustus 2014 aan [D] :
"Moet dus gerepareerd worden.
Rekening-courant overeenkomst is zelfs de verkeerde kant op qua schuldenaar en schuldeiser
Kom ik morgen op terug."
2.8.
Bij e-mailbericht van 26 augustus 2014 van 16.39 uur deelt [B] het volgende mee aan mr. [X] , [A] en [C] :
" [X] . en ik spreken elkaar om 14:00 uur op kantoor bij [X] .
Dit betreft wat mij betreft "technische" aspecten, zoals verwoord in mijn mailtje van 8:59 van vanmorgen.
Natuurlijk ben je welkom, wellicht komen er dingen aan de orde die [X] en ik beiden niet weten maar wel relevant zijn, maar essentieel lijkt me jouw aanwezigheid t.a.v. hetgeen dat we willen behandelen niet.
Dus is het "up to you"! "
2.9.
Op 28 augustus 2014 bericht [B] - per e-mail - het volgende aan [D] :
"Na lezing en behandeling verwijderen!
Hoi [D] ,
In de bijlage de vjplijst van [BV1A] over 2013. Dit wijst zichzelf. Wil jij dit boeken? De kolommenbalans waar je op uit moet komen (met onderstaande aanvulling) is bijgevoegd.
We hebben de huurovereenkomst geanalyseerd van […] , waaruit blijkt, dat we de periodieke jaarlijkse verhogingen (stapjes van 25.000 per jaar) nooit hebben geboekt. Dat was destijds ook niet logisch, omdat het rendement van [BV1A] te sterk onder druk staat.
We gaan dit nu boeken, omdat [BV1A] daar wel recht op heeft volgens de overeenkomst.
Wil jij de volgende journaalposten boeken in de administratie van 2013.
1 januari 2013:
Debet: # 4200 huurkosten
Credit: # 2450 rekening-courant [gedaagde 2]
Omschrijving: contractuele huurverhogingen 2010-2012
Bedrag: € 125.000
31 juli 2013
Debet: # 4200 huurkosten
Credit: # 2450 rekening-courant [gedaagde 2]
Omschrijving: contractuele huurverhogingen jan-jul 2013
Bedrag: € 83.333"
2.10.
Op 21 oktober 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank - onder voorwaarden - verlof verleend om ten laste van gedaagden bewijsbeslag te leggen op: (i) alle in de elektronische en fysieke dossiers van [gedaagde 1] aanwezige e-mails die [B] en [C] in de periode van 20 augustus 2014 tot en met 4 september 2014 met betrekking tot [BV1] hebben ontvangen van en hebben verzonden aan elkaar en aan [D] , [A] en mr. [X] en (ii) alle in de elektronische en fysieke dossiers van [gedaagde 1] aanwezige versies van huurovereenkomsten en rekening-courantovereenkomsten waarbij [BV1] partij is of was, met dien verstande dat het verlof wordt beperkt tot de bescheiden die betrekking hebben op de periode van 20 augustus 2014 tot en met 4 september 2014.
2.11.
Op 9 december 2015 heeft de curator het hiervoor bedoelde bewijsbeslag laten leggen. De inbeslaggenomen bescheiden bevinden zich thans onder DigiJuris B.V. te Amersfoort, die door de voorzieningenrechter is aangewezen als gerechtelijke bewaarder.
2.12.
Op 9 december 2015 heeft de curator aan [gedaagde 1] verzocht vrijwillig inzage te geven in de inbeslaggenomen bescheiden. [gedaagde 1] heeft dat geweigerd,

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert:
primair
I. gedaagden te veroordelen om te gehengen en gedogen dat DigiJuris B.V. overgaat tot afgifte aan de curator van de hiervoor onder 2.10 sub (i) en (ii) vermelde documenten, althans de (digitale) gegevens die in (bewijs)beslag zijn genomen;
subsidiair
II. [gedaagde 1] - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen om binnen twee dagen na de betekening van het te wijzen vonnis zelf afschriften te verstrekken van de documenten én aan de deurwaarder c.q. DigiJuris B.V. opdracht te geven die afschriften te verstrekken;
een en ander met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de daadwerkelijke proceskosten, de beslagkosten en de nakosten.
3.2.
Daartoe voert de curator - samengevat - het volgende aan.
In het kader van het onderzoek naar de achtergronden van het faillissement van [BV1] is gebleken dat aan de vooravond van het faillissement onregelmatige transacties hebben plaatsgevonden binnen de administratie van [BV1] , teneinde [gedaagde 2] te bevoordelen ten koste van de (gezamenlijke) schuldeisers van [BV1] . Hierdoor is de faillissementsboedel dus benadeeld. Uit de administratie volgt namelijk dat bepaalde e-mailberichten zijn verwijderd en niet onder ogen mochten komen van de curator. Voorts geven de thans voorhanden zijnde gegevens aanleiding te veronderstellen dat de curator niet beschikt over de juiste huur- en rekening-courantovereenkomst(en). In verband met een goede uitoefening van zijn taak en teneinde eventuele maatregelen te nemen in het belang van de gezamenlijke schuldeisers van [BV1] heeft de curator belang bij afgifte van de ontbrekende bescheiden. Aangenomen moet worden dat [gedaagde 1] - als huisaccountant van [BV1] - die stukken onder zich heeft. In verband daarmee heeft de curator het onder 2.10 vermelde bewijsbeslag laten leggen, waarbij beslag is gelegd op 256
e-mailberichten en vier (andere) documenten.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Gedaagden hebben aangevoerd dat de curator geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Daarin kunnen zij echter niet worden gevolgd. Een faillissement moet - in het belang van alle daarbij betrokken personen - zo snel mogelijk worden afgewikkeld. Gelet hierop is het vereiste spoedeisende belang gegeven, indien in het bestek van dit kort geding moet/kan worden geoordeeld dat [gedaagde 1] gehouden is de in (bewijs)beslag genomen bescheiden in afschrift te verstrekken aan de curator. In die situatie valt immers niet in te zien waarom de curator nog langer zou moeten wachten op afschriften van die stukken.
4.2.
De vorderingen van de curator hebben betrekking op (i) alle - in de elektronische en fysieke dossiers van [gedaagde 1] aanwezige - e-mails c.q. schriftelijke bescheiden die [B] en [C] in de periode van 20 augustus 2014 - 4 september 2014 met betrekking tot [BV1] hebben ontvangen van en verzonden aan elkaar en aan [D] , [A] en/of mr. [X] en (ii) alle - in de elektronische en fysieke dossiers van [gedaagde 1] aanwezige - versies van huurovereenkomsten en rekening-courantovereenkomsten waarbij [BV1] partij is of was, voor zover op 9 december 2015 in (bewijs)beslag genomen en onder DigiJuris bevindend. Op 21 oktober 2015 is verlof verleend tot het leggen van bewijsbeslag op de onder (i) en (ii) bedoelde bescheiden, echter
met dien verstande dat het verlof wordt beperkt tot de bescheiden die betrekking hebben op de periode van 20 augustus 2014 tot en met 4 september 2014. Waarom de voorzieningenrechter deze beperking - anders dan verzocht - (ook) heeft toegepast met betrekking tot de huur- en rekening-courantovereenkomsten valt niet in de beslissing te lezen, zodat niet kan worden uitgesloten dat die beperking abusievelijk is opgenomen. Gelet hierop kan evenmin worden uitgesloten dat ook huur- en/of rekening-courantovereenkomsten in beslag zijn genomen van vóór die periode. Voor de beslissing in de onderhavige procedure maakt dat echter niet uit. Uit de stellingen van de curator volgt onmiskenbaar dat de vordering ook - en misschien wel beter: juist - betrekking heeft op versies van huur- en rekening-courantovereenkomsten van vóór 20 augustus 2014. Gedaagden hebben dat - blijkens hun verweer - ook begrepen. Ter voldoening aan de vordering van de curator heeft [gedaagde 1] zelfs overeenkomsten uit december 2011 in het geding gebracht. Daar komt bij dat een procedure ex artikel 843a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv') zich niet behoeft te beperken tot bescheiden waarop eerder bewijsbeslag is gelegd. Op grond van een en ander zal in het kader van dit kort geding worden beoordeeld of de curator recht heeft op afschriften van de bescheiden die op 9 december 2015 in beslag zijn genomen waaronder mogelijk ook huur- en/of rekening-courantovereenkomsten die geen betrekking hebben op de periode 20 augustus 2014 - 4 september 2014. De eventuele gevolgen van een onrechtmatig beslag op die overeenkomsten behoeven in de onderhavige procedure (dus) geen bespreking.
4.3.
Zoals uit het voorgaande voortvloeit, baseert de curator zijn vordering op artikel 843a Rv. Ingevolge lid 1 van dat artikel kan degene die daarbij een (i)
rechtmatig belangheeft inzage, afschrift of uittreksel vorderen van (ii)
bepaalde bescheidenaangaande een (iii)
rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorganger partij isvan degene die de bescheiden onder zich heeft.
4.4.
Gedaagden hebben aangevoerd dat aan de vereisten (i) en (ii) niet is voldaan. Deze verweren zullen hierna worden besproken.
Rechtmatig belang
4.5.
Een curator is gehouden onderzoek te doen naar de achtergronden van een faillissement en meer in het bijzonder de oorz(a)k(en) ervan. Dienaangaande komen hem ruime bevoegdheden toe. Indien bij een curator - in het kader van een dergelijk onderzoek - op basis van (objectieve) informatie het vermoeden is gerezen dat de faillissementsboedel oneigenlijk is benadeeld, rust op hem de plicht om - in het belang van onder meer de gezamenlijke schuldeisers - nader onderzoek te verrichten en zo nodig (herstel)maatregelen treffen.
4.6.
Mét de curator moet worden geconcludeerd dat de hiervoor bij de feiten opgenomen e-mailberichten er op (lijken te) wijzen dat met het oog op het naderende faillissement van [BV1] onregelmatige wijzigingen zijn doorgevoerd in de administratie van [BV1] , teneinde [gedaagde 2] de bevoordelen ten nadele van de (overige) schuldeisers van [BV1] . Daarin wordt immers onomwonden aangegeven dat voorkomen moet worden dat de curator - na het uitspreken van het faillissement - een vordering heeft op [gedaagde 2] en dat daartoe maatregelen moeten worden getroffen. Daar komt bij dat het e-mailbericht van [B] van 26 augustus 2014 van 8.59 uur, waarnaar [B] verwijst in zijn e-mailbericht van diezelfde dag van 16.39 uur, niet is terug te vinden en in de aanhef van het e-mailbericht van [B] van 28 augustus 2014 uitdrukkelijk wordt aangegeven "Na lezing en behandeling verwijderen!". Nu een plausibele verklaring daarvoor niet is gegeven, moet worden aangenomen dat de betreffende berichten derden - onder wie de curator - niet onder ogen mochten komen. Bovendien stelt de curator dat bij het onder 2.7 vermelde e-mailbericht van 25 augustus 2014 van [D] een managementfee-overeenkomst uit 2000 en een rekening-courantovereenkomst van 7 september 2006 waren gevoegd. Gedaagden hebben dat niet betwist, zodat van de juistheid van die stelling zal worden uitgegaan. Die overeenkomsten heeft de curator echter niet aangetroffen in de administratie van [BV1] . Voorts geeft [B] in zijn reactie van 25 augustus 2014 aan dat 'reparatiewerkzaamheden' moeten worden verricht met betrekking tot - naar moet worden aangenomen - de managementfee-overeenkomst uit 2000 en de rekening-courantovereenkomst van 7 september 2006. Vervolgens zijn kort voor het faillissement in de rekening-courantverhouding tussen [gedaagde 2] en [BV1] ten behoeve van [gedaagde 2] boekingen doorgevoerd van € 300.000,-- en € 208.333,-- ter zake van
"herfinanciering voorraad", respectievelijk
"contractuele huurverhoging"(vanaf 2010). Het ligt voor de hand dat die boekingen en de inhoud van de e-mailberichten met elkaar in verband staan.
4.7.
Gedaagden hebben met hun reactie niet - voldoende - aannemelijk kunnen maken dat de transacties gerechtvaardigd waren. De door hen - bij brief van 21 januari 2016 - overgelegde overeenkomsten zijn daarvoor in ieder geval onvoldoende, omdat - in het beperkte bestek van dit kort geding - niet kan worden uitgesloten dat daarin naderhand wijzigingen zijn aangebracht.
4.8.
Een en ander betekent dat de curator zijn mogelijke vordering jegens (in ieder geval) [gedaagde 2] voldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat in het bestek van deze procedure ervan moet worden uitgegaan dat de curator een rechtmatige belang heeft bij de betreffende bescheiden. Anders dan gedaagden hebben aangevoerd kan - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet worden gezegd dat de curator zich enkel beroept op 'vermoedens'.
Bepaalde bescheiden
4.9.
Voor zover gedaagden hebben aangevoerd dat de bescheiden, waarvan de curator afschriften wenst, niet
voldoende bepaaldzijn en dat sprake is van een
fishing expedition, wordt daaraan voorbijgegaan. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de verlangde bescheiden niet exact behoeven te worden omschreven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de omschrijving van de documenten, zoals hiervoor onder 4.2 sub (i) en (ii) vermeld, als voldoende bepaald/specifiek worden aangemerkt, in die zin dat duidelijk en concreet is aangegeven om welke bescheiden het gaat en dat deze voldoende zijn ingekaderd.
Verschoningsrecht c.q. gewichtige redenen
4.10.
Gedaagden hebben - met een beroep op het bepaalde in artikel 843a leden 3 en 4 Rv - gesteld dat zij niet gehouden zijn tot afgifte van de bescheiden - kort gezegd - omdat de inhoud ervan geheim, althans vertrouwelijk is. In dat verband wordt in het bijzonder verwezen naar de betrokkenheid van advocaat mr [X] , als afzender dan wel ontvanger van bepaalde e-mailberichten, aan wie een beroep op geheimhouding c.q. verschoning toekomt.
4.11.
Vooropgesteld wordt dat het bestaan van een wettelijke verplichting tot geheimhouding op zichzelf niet voldoende is om een weigering om te voldoen aan de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen, te rechtvaardigen. Er kan slechts sprake zijn van 'gewichtige redenen' in de zin van artikel 843a lid 4 Rv, indien in de concrete omstandigheden van het geval de belangen waarop de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de verlangde inlichtingen of stukken zich in het bijzonder richt, zwaarder wegen dan het zwaarwegende maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt (Hoge Raad, 11 juli 2008; ECLI:NL:HR:2008:BC8421).
4.12.
Voor zover een beroep wordt gedaan op het - rechtstreekse - verschoningsrecht van mr. [X] moet daaraan reeds worden voorbijgegaan omdat alleen mr. [X] zich daarop kan beroepen en hij geen (proces)partij is in dit kort geding.
4.13.
Voor zover wordt gesteld dat sprake is van een aan [gedaagde 1] toekomend 'afgeleid' verschoningsrecht, slaagt het verweer evenmin. Voorop staat dat een accountant geen - rechtstreeks - beroep op een verschoningsrecht toekomt. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat [gedaagde 1] - gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV3426 - een, van mr [X] , afgeleid verschoningsrecht zou kunnen toekomen, kan - mede bezien tegen de achtergrond van hetgeen onder 4.11 is overwogen - niet worden aangenomen dat [gedaagde 1] zich daarop in de onderhavige situatie kan beroepen. Dat voldaan is aan de daarvoor - uit het arrest voortvloeiende - voorwaarde dat mr. [X] de stukken in zijn hoedanigheid van 'vertrouwenspersoon' verzond of ontving is namelijk onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat - gelet op het door de voorzieningenrechter verleende verlof van 21 oktober 2015 - ervan moet worden uitgegaan dat beslag is gelegd op documenten uit het accountantsdossier betreffende [BV1] . Als vaste accountant stond [gedaagde 1] in een contractuele relatie tot [BV1] . Uit die hoofde kon [BV1] - mede gelet op het bepaalde in artikel 7:403 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek - aanspraak maken op (inzage in c.q. afschriften van) stukken uit dat dossier. Als gevolg van het faillissement heeft de curator de vermogensrechtelijke positie van [BV1] overgenomen. Hiervan uitgaande valt niet in te zien waarom de curator afschriften van bescheiden uit dat dossier zouden kunnen worden onthouden, ongeacht of daarin 'vertrouwelijke' informatie van mr. [X] voorkomt. Te minder nu in de stellingen van gedaagden ligt besloten dat mr. [X] optrad als advocaat van de gehele 'groep', waarvan [gedaagde 2] de moedermaatschappij is, en daarmee dus ook als advocaat van [BV1] .
4.14.
Bezien in het licht van het voorgaande kunnen ook de overige aangevoerde 'gewichtige redenen' geen doel treffen.
Afronding
4.15.
Het bovenstaande betekent dat de primaire vordering van de curator zal worden toegewezen op de hieronder in het dictum vermelde wijze. Anders dan verzocht door gedaagden zal het vonnis - zoals gebruikelijk - uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De enkele omstandigheid dat een toewijzend vonnis onomkeerbaar is, staat daaraan - wat daar verder ook van zij - niet in de weg.
4.16.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van dit geding, alsmede in de beslagkosten, voor zover bekend. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om gedaagden in dit kort geding te veroordelen in de 'daadwerkelijke' proceskosten, wat overigens - bij gebreke van een begroting - ook niet mogelijk zou zijn geweest. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagden te gehengen en gedogen dat DigiJuris B.V. te Amersfoort overgaat tot afgifte aan de curator van de bescheiden die op 9 december 2015 in (bewijs)beslag zijn genomen;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat door betaling van de één de ander zal zijn gekweten, in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de curator begroot op € 2.442,58, waarvan € 1.088,-- aan salaris advocaat, € 288,-- aan griffierecht, € 94,19 aan dagvaardingskosten en € 972,39 aan kosten beslagexploten;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2016.
jvl