Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/20522
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.A.M. van der Klis).
Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), die op 13 november 2015 is ingediend, afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2016.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is N. Lisk ter zitting verschenen als tolk.
Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1992 en bezit de Sierra Leoonse nationaliteit.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat relevante elementen uit het relaas van eiseres ongeloofwaardig zijn en heeft de aanvraag daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000.
3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Nu verweerder aan eiseres tegenwerpt dat zij eerder over haar geaardheid had kunnen verklaren, handelt verweerder in strijd met Werkinstructie 2015/9 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2170). Eiseres heeft haar geaardheid niet in de reguliere procedure naar voren gebracht, omdat asielmotieven daarin geen rol spelen. Daarnaast heeft eiseres uit schaamte en angst niet eerder over haar geaardheid durven spreken. Voorts zal bewustwording op jonge leeftijd (13 jaar) niet altijd gepaard gaan met een uitgebreid proces van zelfacceptatie. Verweerder gaat er ten onrechte vanuit dat er altijd een innerlijke strijd plaatsvindt. Dat de omgeving van eiseres in Sierra Leone haar geaardheid niet accepteerde betekent niet dat eiseres daardoor een innerlijke strijd moet leveren. Voorts heeft eiseres niet tegenstrijdig verklaard over de verkrachting. De bekering van eiseres tot het christendom staat los van haar geaardheid, verweerder koppelt dit ten onrechte aan elkaar. De relatie met [persoon 1] doet geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de geaardheid nu de relatie sterk opgedrongen werd door een vriendin en het voor eiseres een mogelijkheid was om te ontsnappen uit een hopeloze situatie. Verweerder heeft deze relatie ten onrechte aangemerkt als een liefdesrelatie. Voorts heeft verweerder de relatie met [persoon 2] ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de leeftijd van eiseres en het gegeven dat zij nauwelijks geschoold is. Met betrekking tot de relatie met [persoon 3] heeft verweerder ten onrechte de aanvullingen en correcties niet in de beoordeling meegenomen. Verweerder heeft ten onrechte geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling uitgevoerd, maar heeft elk element afzonderlijk beoordeeld. Ten slotte is onduidelijk of eiseres ook nog verklaringen heeft afgelegd die verweerder wel geloofwaardig heeft geacht.
4. Verweerder voert gemotiveerd verweer.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Blijkens het voornemen onderscheidt verweerder in het relaas van eiseres drie relevante elementen: 1) de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) de gestelde homoseksuele geaardheid, en 3) de gestelde problemen vanwege deze geaardheid. De rechtbank stelt vast dat verweerder de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig heeft geacht. In geschil is of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde geaardheid en de problemen als gevolg hiervan ongeloofwaardig zijn.
7. Eiseres betoogt dat zij haar geaardheid niet (eerder) – in de reguliere procedure – naar voren heeft gebracht omdat dit asielgerelateerd is en zij zich voor haar geaardheid schaamde. Verweerder mag – gelet op Werkinstructie 2015/9 en de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015 – niet aan eiseres tegenwerpen dat zij niet in een eerdere procedure heeft verklaard over haar homoseksuele geaardheid.
7.1
In voormelde uitspraak heeft de Afdeling het volgende overwogen:
‘(…) het Unierechtelijke vereiste om rekening te houden met persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, kan ertoe dwingen dat asielzoekers die stellen te vrezen wegens hun seksuele gerichtheid, gelet op hun kwetsbaarheid en de gevoeligheid van de vragen daarover, in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid ervan niet zonder meer mag worden tegengeworpen dat zij hun vrees voor vervolging wegens de gestelde seksuele gerichtheid pas op een later moment aanvoeren en dat die gerichtheid reeds daarom ongeloofwaardig is. De staatssecretaris en de bestuursrechter moeten, gelet op artikel 13 van Richtlijn 2005/84, artikel 4 van Richtlijn 2004/83 en artikel 83 van de Vw 2000, bij beantwoording van de vraag of het later naar voren brengen van de seksuele gerichtheid en dus van de vraag of een vreemdeling zo spoedig als voor hem redelijkerwijs mogelijk is zijn seksuele gerichtheid als asielmotief heeft aangevoerd, er dan ook blijk van geven dat zij een op de persoon van de desbetreffende vreemdelingen toegesneden beoordeling hebben verricht, waarin zij alle daarvoor in aanmerking komende elementen hebben betrokken.’
Anders dan eiseres betoogt, volgt hieruit niet zonder meer dat verweerder in de procedure van eiseres niet aan haar tegen mocht werpen dat zij niet eerder heeft verklaard over haar geaardheid. Uit de geciteerde Afdelingsuitspraak volgt dat verweerder de gestelde geaardheid niet ongeloofwaardig mag achten,
enkelvanwege het gegeven dat eiseres daar niet eerder over heeft verklaard. Daarnaast biedt Werkinstructie 2015/9 de ruimte om in de geloofwaardigheidsbeoordeling het niet in eerdere procedures melden van de gestelde geaardheid te betrekken. Het betoog van eiser dat dit slechts ziet op asielprocedures wordt in zoverre gevolgd dat een homoseksuele geaardheid een veelal asielgerelateerd onderwerp is. Dat eiseres niet eerder een asielprocedure heeft gevoerd, maakt het vorenstaande niet anders, nu zij in de reguliere procedure wel over andere asielgerelateerde onderwerpen als vrouwenbesnijdenis heeft gesproken. Derhalve heeft verweerder mee mogen wegen dat eiseres destijds niets heeft verklaard over haar gestelde geaardheid. Dat eiseres dit niet gemeld heeft omdat het geen plaats heeft in een reguliere procedure wordt, gelet op het vorenstaande, niet gevolgd. Daarbij komt nog dat eiseres heeft verklaard geen innerlijke strijd te hebben gehad met betrekking tot haar geaardheid en dat haar naaste familie in Sierra Leone op de hoogte was van haar geaardheid. Verweerder heeft ter zitting niet ten onrechte opgemerkt dat niet valt in te zien waarom eiseres zich nu in Nederland – waar homoseksualiteit in overwegende mate wordt geaccepteerd – zou schamen vanwege haar geaardheid.
enkelvanwege het gegeven dat eiseres daar niet eerder over heeft verklaard. Daarnaast biedt Werkinstructie 2015/9 de ruimte om in de geloofwaardigheidsbeoordeling het niet in eerdere procedures melden van de gestelde geaardheid te betrekken. Het betoog van eiser dat dit slechts ziet op asielprocedures wordt in zoverre gevolgd dat een homoseksuele geaardheid een veelal asielgerelateerd onderwerp is. Dat eiseres niet eerder een asielprocedure heeft gevoerd, maakt het vorenstaande niet anders, nu zij in de reguliere procedure wel over andere asielgerelateerde onderwerpen als vrouwenbesnijdenis heeft gesproken. Derhalve heeft verweerder mee mogen wegen dat eiseres destijds niets heeft verklaard over haar gestelde geaardheid. Dat eiseres dit niet gemeld heeft omdat het geen plaats heeft in een reguliere procedure wordt, gelet op het vorenstaande, niet gevolgd. Daarbij komt nog dat eiseres heeft verklaard geen innerlijke strijd te hebben gehad met betrekking tot haar geaardheid en dat haar naaste familie in Sierra Leone op de hoogte was van haar geaardheid. Verweerder heeft ter zitting niet ten onrechte opgemerkt dat niet valt in te zien waarom eiseres zich nu in Nederland – waar homoseksualiteit in overwegende mate wordt geaccepteerd – zou schamen vanwege haar geaardheid.
Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat de gestelde homoseksuele geaardheid niet reeds ongeloofwaardig wordt geacht omdat eiseres het eerder had kunnen verklaren. Verweerder heeft eiseres immers in het nader gehoor bevraagd over de gestelde geaardheid. Blijkens het voornemen en bestreden besluit heeft verweerder op basis van dit gehoor de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid beoordeeld. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder daarbij ook gewicht kunnen toekennen aan het feit dat eiseres niet eerder over haar gestelde homoseksuele geaardheid heeft verklaard.
8. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS: 2016:1630) heeft verweerder met Werkinstructie 2015/9 inzichtelijk gemaakt hoe hij de gestelde seksuele geaardheid beoordeelt. Hieruit blijkt onder meer dat in het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt van de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid ligt op de antwoorden op vragen die zien op eigen ervaringen, zoals het proces van bewustwording en zelfacceptatie. Dit geldt temeer indien een vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar is gesteld.
8.1
Verweerder mag van eiseres verwachten dat zij inzicht geeft in het proces van ontdekking van de geaardheid en de wijze waarop eiseres daarmee om is gegaan. Deze elementen wegen zwaarder omdat eiseres uit een land komt waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Eiseres kan slechts verklaren dat zij zich op 13-jarige leeftijd bewust werd van haar geaardheid en dit direct – zonder twijfel – heeft geaccepteerd. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat ze de ontdekking van haar geaardheid als moeilijk heeft ervaren, maar kan zij deze verklaring niet concretiseren. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Dat verweerder zich in redelijkheid niet mag beperken tot de verklaringen over de bewustwording van een (destijds) 13-jarige, maar moet kijken naar de constante factor in het leven van eiseres, leidt – wat daar ook van zij – niet tot een ander oordeel. Zelfs als er al een constante factor in het leven van eiseres vast te stellen is op grond van haar verklaringen, komt deze geen betekenis toe nu verweerder zich – gelet op het navolgende – niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde geaardheid en de problemen die eiseres hierdoor heeft gekregen ongeloofwaardig zijn.
8.2
Verweerder heeft niet ten onrechte de verklaringen met betrekking tot de verkrachting ongeloofwaardig geacht, nu eiseres niet kan verklaren wanneer de verkrachting (bij benadering) heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de verkrachting tegenstrijdig zijn. Zo heeft eiseres eerst verklaard dat ze met haar vriendin [persoon 2] aan het zoenen was en dat jongens hen hebben aangevallen en verkracht (pagina 6 van het nader gehoor), terwijl eiseres later verklaart dat de jongens op dat moment alleen hebben gezegd dat ze hen zouden verkrachten en eiseres pas twee dagen later is verkracht, terwijl haar vriendin nog op school was (pagina 23-25 van het nader gehoor).
8.3
Voorts heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres zich de relatie met [persoon 1] heeft laten opdringen, nu eiseres zich naar eigen verklaring ook niet door haar vader liet dwingen een ongewenst huwelijk aan te gaan. De stelling van gemachtigde van eiseres dat eiseres geen liefdesrelatie met [persoon 1] onderhield, wordt door eiseres zelf weersproken op pagina 20 van het nader gehoor. Met betrekking tot de relatie met [persoon 2] heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres hierover vaag heeft verklaard, te meer nu deze relatie vijf jaren zou hebben geduurd en dit de eerste relatie van eiseres met een vrouw betrof. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat [persoon 3] , die terughoudend is om haar geaardheid te uiten, niet tegen een gemeenschappelijke vriendin vertelt over haar geaardheid, maar wel aan eiseres, die zij voor het eerst ontmoette en wiens geaardheid niet bij haar bekend was. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder reeds in het bestreden besluit te kennen heeft gegeven niet meer aan eiseres tegen te werpen dat zij de leeftijd van [persoon 3] niet wist. In het feit dat eiseres lid is van COC Nederland heeft verweerder geen grond hoeven zien om de gestelde geaardheid geloofwaardig te achten. Daarnaast kan eiseres de naam, straat en wijk niet noemen van de gay-club die zij stelt te bezoeken in Rotterdam. Dat eiseres in de aanvullingen en correcties wel de naam van de gay-club kan noemen leidt niet tot het oordeel dat de gestelde geaardheid daarmee geloofwaardig is. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat als eiseres een homoseksuele geaardheid heeft en zich – naar eigen zeggen – heeft bekeerd tot het Christendom, van eiseres verwacht mag worden dat zij weet wat het standpunt van de kerk is met betrekking tot die homoseksuele geaardheid. Temeer nu zij uit een omgeving komt waar homoseksualiteit mede vanwege religieuze redenen wordt afgewezen. De rechtbank overweegt voorts dat niet is gebleken dat eiseres niet in staat was om de door verweerder gestelde vragen te beantwoorden. Dit volgt evenmin uit de overgelegde aantekeningen van de medewerker van Vluchtelingenwerk Nederland. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat als er onduidelijkheden waren, deze ook in het verslag zijn opgenomen, en de vraag – zo nodig – nogmaals of anders gesteld is. Uit de verslagen van de gehoren blijkt ook dat eiseres na afloop van de gehoren telkens heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft over de tolk en zij hem goed heeft verstaan en begrepen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verslagen.
8.4
De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen die eiseres naar aanleiding daarvan heeft ondervonden, niet geloofwaardig zijn.
9. Eiseres heeft voorts betoogd dat verweerder geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft uitgevoerd. Daarbij acht eiseres van belang dat onduidelijk is of verweerder, afgezien van de nationaliteit, identiteit en herkomst, andere verklaringen van eiseres wel geloofwaardig heeft geacht en in welke mate deze opwegen tegen de ongeloofwaardig bevonden verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de beoordeling van de relevante elementen inzichtelijk en zorgvuldig gemotiveerd. De verklaringen van eiseres zijn hierin betrokken en daarbij is aangegeven of en waarom verweerder deze wel of niet geloofwaardig acht. Nu het geloofwaardig geachte element (de nationaliteit, identiteit en herkomst) niets zegt over de ongeloofwaardig geachte elementen (de homoseksuele geaardheid en de problemen die eiseres dientengevolge heeft ondervonden), ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder nader had moeten motiveren hoe deze elementen zich – na de beoordeling door verweerder – tot elkaar verhouden. Eiseres heeft ter zitting gewezen op de uitspraak van 29 januari 2016 van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:RBDHA:2016:1761). In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat verweerder geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft uitgevoerd omdat hij onder meer de verklaringen van de behandelende psychiater en psycholoog zonder nadere motivering terzijde heeft geschoven en dus niet kenbaar heeft betrokken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Nu eiseres dergelijke verklaringen niet heeft overgelegd, is reeds hierom geen sprake van een vergelijkbaar geval. Verweerder heeft immers alleen de verklaringen van eiseres kunnen beoordelen, en heeft dit – gelet op het vorenstaande – inzichtelijk en zorgvuldig gemotiveerd.
10. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag – en daarmee een verdragsvluchteling is als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw 2000, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2016.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.