Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2016 in de zaak tussen
mede in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen [kinderen van eisers]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 22 september 2016, hebben eisers, die ook optreden als wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken. Dit besluit verklaarde hun bezwaar tegen de leges voor de aanvraag van Nederlandse paspoorten in het buitenland kennelijk ongegrond. De eisers hadden op 14 maart 2016 paspoorten aangevraagd bij het consulaat-generaal in Vancouver, Canada, en voerden aan dat de in rekening gebrachte leges te hoog waren. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende onderbouwing had gegeven voor de hoogte van de leges, die volgens de minister kostendekkend waren. De rechtbank stelde vast dat de minister had aangetoond dat de kosten voor paspoortaanvragen in het buitenland hoger zijn dan in Nederland, onder andere door hogere personeels- en verzendkosten. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had afgezien van het horen van eisers in bezwaar, omdat er geen twijfel bestond dat hun bezwaren niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van de minister.