Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 november 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 23 maart 2016, waarbij een comparitie van partijen voor een meervoudige kamer is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 juni 2016 en de daarin genoemde stukken.
2.Toepasselijke regelgeving
internationaal
WHO Framework Convention on Tobacco Control(Trb. 2004, 269, hierna: het WHO-Kaderverdrag of: het verdrag). Blijkens artikel 3 heeft het verdrag ten doel huidige en toekomstige generaties te beschermen tegen de verwoestende gezondheidseffecten en sociale, milieu- en economische gevolgen van tabaksconsumptie en blootstelling aan tabaksrook. Het verdrag beoogt een kader te bieden voor maatregelen ten behoeve van ontmoediging van tabak die door de partijen bij dit verdrag op nationaal, regionaal en internationaal niveau moeten worden uitgevoerd om het wijdverbreide tabaksgebruik en de blootstelling aan tabaksrook permanent en substantieel te verminderen. Het verdrag is in 2003 tot stand gekomen en voor Nederland in werking getreden op
Bescherming tegen de blootstelling aan tabaksrook”)bepaalt:
Guidelines on Protection from Exposure to Tobacco Smoke, door partijen en hierna Richtsnoeren genoemd, heeft de CoP het volgende overwogen:
3.Het geschil
4.De beoordeling
de ontvankelijkheid
Effective measures to provide protection from exposure to tobacco smoke, as envisioned by Article 8 of the WHO Framework Convention, require the total elimination of smoking and tobacco smoke in a particular space or environment in order to create a 100% smoke free environment.”Hetzelfde beginsel bestempelt rookruimtes als een ineffectief middel om het doel van een rookvrije samenleving te bereiken. De Richtsnoeren maken geen deel uit van het verdrag. De Richtsnoeren hebben, op grond van de artikelen 7 en 9 van het verdrag, tot doel de partijen bij het verdrag bij te staan bij de
toepassingvan de bindende bepalingen van dit verdrag (zie ook 2.4). De bepalingen zijn niet juridisch bindend en scheppen evenmin (hetgeen CAN overigens ook bepleit) een zelfstandig normkader. Aan de Richtsnoeren kan CAN daarom geen argument ontlenen om artikel 8 lid 2 WHO-Kaderverdrag in het onderhavige geval toch als een rechtstreeks werkende bepaling aan te merken, nog daargelaten dat uit de Richtsnoeren niet volgt dat een algeheel rookverbod reeds thans moet zijn ingevoerd. Ook de implementatietermijn van vijf jaar is een aanbeveling.