ECLI:NL:RBDHA:2016:1098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om doorstroming naar de functie van senior medewerker Gebiedsgebonden Politie in het kader van hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als medewerker algemene politiezorg, en de korpschef van politie. Eiser had verzocht om doorstroming naar de functie van senior medewerker Gebiedsgebonden Politie (GGP) in het kader van de hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid, zoals neergelegd in de circulaire Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Politie (HAP II). Het primaire besluit van de korpschef, dat het verzoek van eiser afwees, werd door eiser bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 16 juli 2010 werkzaam is in de functie van medewerker algemene politiezorg en dat hij op 27 oktober 2014 een aanvraag indiende voor doorstroming naar de functie van senior GGP. De aanvraag werd afgewezen omdat de overgelegde prestatiebeoordeling niet voldeed aan de vereisten. Eiser heeft bezwaar gemaakt en in de bezwaarprocedure een verklaring overgelegd van zijn beoordelaar, die stelde dat eiser al geruime tijd de werkzaamheden vervult die horen bij een senior functie. De rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid de afwijzing van de aanvraag niet had kunnen handhaven, gezien de bijzondere omstandigheden van eiser. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de ingangsdatum van de bevordering op 1 januari 2013 of eerder dient te zijn. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. K. Kromhout),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. J.E. Allaart en A.J.M. Zwiep).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om doorstroming naar de functie van senior gebiedsgebonden politie (GGP) afgewezen.
Bij besluit van 23 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is sedert 16 juli 2010 werkzaam in de functie medewerker algemene politiezorg B (thans: generalist GGP) bij de voormalige regiopolitie Haaglanden.
2. Op 27 oktober 2014 heeft eiser in het kader van de hernieuwde openstelling (voor de voormalige regiopolitie Haaglanden) van het loopbaanbeleid, neergelegd in Bijlage 6 van de Circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie, tweede tranche (HAP II), zoals nadien aangevuld, een aanvraag ingediend om door te stromen naar de functie van senior GGP. Eiser heeft zijn aanvraag onder meer onderbouwd met een prestatiebeoordeling over de periode van 1 oktober 2011 tot en met 24 maart 2013, ondertekend op 24 maart 2013 door de beoordelaar en op 15 april 2013 door de beoordelingsautoriteit. Hij heeft nader gesteld dat de beoordelingsautoriteit in eerste instantie weigerde de beoordeling, die aanvankelijk als eindtermijn 1 oktober 2012 had, te tekenen, omdat het beoordelingsgesprek had plaatsgevonden op 24 maart 2013 zodat om die reden, volgens de beoordelingsautoriteit, het einde van de beoordelingstermijn diende te worden gesteld op 24 maart 2013, hetgeen aldus geschiedde.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat de overgelegde prestatie- en/of potentieelbeoordeling niet voldoet aan het vereiste dat deze uiterlijk is vastgesteld op 31 december 2012 of dat het gehele proces van beoordeling is doorlopen in 2012 en alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit begin 2013 heeft plaatsgevonden.
4. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de bezwaarprocedure heeft eiser een verklaring van 8 juli 2015 overgelegd van de beoordelaar [beoordelaar]. Hij verklaart onder meer dat eiser al geruime tijd de werkzaamheden vervult die horen bij een senior functie. De conclusie van [beoordelaar] luidt dat eiser, gezien de opgemaakte beoordeling, een goede senior is en kan zijn.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
6. Eiser voert in beroep aan dat hij ten tijde van belang (vòór 31 december 2012) aan alle voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Dit blijkt volgens eiser uit de overgelegde prestatiebeoordeling en aan de in bezwaar overgelegde verklaring van de beoordelaar. Het feit dat de beoordeling voor een gering deel ook betrekking heeft op de periode na 31 december 2012 kan eiser niet worden tegengeworpen, te minder nu de beoordelingsperiode aanvankelijk eindigde per eind 2012. Eiser had zich bij de einddatum 24 maart 2013 neergelegd, omdat hij geen belang had daartegen op te komen, omdat hij niet voldeed aan de destijds vereiste score van minimaal 8 op alle aspecten om in aanmerking te kunnen komen voor de functie van senior GGP.
Voor het geval de prestatiebeoordeling en de verklaring niet zouden kunnen worden meegewogen, dient dit gebrek door verweerder te worden hersteld door alsnog een prestatie- en potentieelbeoordeling te laten opstellen.
7. In het verweerschrift stelt verweerder dat hij terecht geen betekenis heeft toegekend aan de prestatiebeoordeling over de periode 1 oktober 2011 tot en met 24 maart 2013 en verklaring van [beoordelaar] van 8 juli 2015. Voor zover echter de rechtbank dit niet juist zou achten, stelt verweerder zich op het standpunt dat uit deze stukken blijkt dat eiser eind 2012 nog niet potentieel geschikt werd geacht voor de functie van senior GGP.
8.1.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
8.2.
Voor het toepasselijke beleid verwijst de rechtbank naar de uitgebreidere weergave daarvan in het bestreden besluit. De rechtbank volstaat hier met het volgende. Het loopbaanbeleid van Bijlage 6 van HAP II is per 1 januari 2013 beëindigd, zodat ook bij de hernieuwde openstelling is vereist dat vóór 31 december 2012 aan de voorwaarden voor promotie is voldaan. Vereisten om in aanmerking te komen voor de functie van senior GGP zijn onder meer en voor zover thans van belang:
- de medewerker dient in het bezit te zijn van een prestatie- en/of potentieel beoordeling die niet ouder is dan 1 november 2008 en de terugwerkende krachtregeling gaat niet verder terug dan tot 1 november 2010;
- voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling heeft betrekking op het daadwerkelijk functioneren in de GGP, niet op andere gebieden;
- als werkzaamheden door omstandigheden niet te beoordelen zijn, dan valt er geen beoordeling over de GGP op de maken. Hiermee is de aanvraag onvolledig en wordt niet aan alle criteria voldaan om door te stromen op grond van HAP II.
- de medewerker is in het bezit van een prestatie- en/of potentieel beoordeling die uiterlijk is vastgesteld op 31 december 2012 of waarvan het gehele proces van beoordeling is doorlopen in 2012 en waarbij alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit begin 2013 heeft plaatsgevonden;
- in voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling is voor ieder beoordelingsaspect ten minste het cijfer 7 gegeven;
- uit voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling blijkt bovendien dat de medewerker in potentie geschikt is voor een volgende loopbaanstap in het bijzonder senior GGP.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval de afwijzing van de aanvraag van eiser in redelijkheid niet heeft kunnen handhaven.
De rechtbank acht op zichzelf genomen het beleid dat er een beoordeling moet worden overgelegd met een positieve potentieelbeoordeling die ziet op een periode gelegen tussen 1 november 2008 en 1 januari 2013 en dat deze uiterlijk begin januari 2013 moet zijn geformaliseerd, niet onredelijk. Echter in de bijzondere omstandigheden van eiser had verweerder in redelijkheid aanleiding moeten zien hiervan af te wijken. Ten aanzien van eiser was immers aanvankelijk een beoordeling opgemaakt over de periode van 1 oktober 2011 tot 1 oktober 2012 en is de einddatum om louter formele redenen gewijzigd in 24 maart 2013. Deze beoordeling, waarbij eiser op alle aspecten van zijn functioneren ten minste een score 7 heeft behaald ziet voor het overgrote deel op eisers functioneren vóór 31 december 2012.
In die bijzondere omstandigheden had verweerder aanleiding moeten zien te onderzoeken of eiser op grond van de prestatiebeoordeling en de verklaring van [beoordelaar] voldeed aan de inhoudelijke vereisten om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Het ontbreken van een prestatie- en potentieelbeoordeling over een periode gelegen binnen het tijdvak 1 november 2008 tot en met 31 december 2012 kon in redelijkheid niet ten laste van eiser worden gelaten, juist omdat de hernieuwde openstelling van het HAP II-beleid zijn oorzaak vond in het feit dat het vereiste van een score op alle aspecten van het functioneren van tenminste 8 werd gewijzigd in tenminste 7 en eiser er aanvankelijk vanaf heeft gezien te opteren voor de functie van senior GGP, omdat hij niet aan de vereiste score van minimaal 8 op alle aspecten van zijn functioneren voldeed.
Het standpunt van verweerder dat een positieve potentieelbeoordeling slechts kan blijken uit een beoordeling volgt de rechtbank niet. Indien in de beoordeling geen expliciete potentieelbeoordeling is opgenomen en de geschiktheid blijkt uit een in andere vorm opgestelde verklaring van een bevoegde autoriteit, is niet in te zien dat aan deze verklaring geen betekenis toekomt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3226) waarin de positieve potentieelbeoordeling (in die uitspraak aangeduid als verwachte geschiktheid) bleek uit afwijzingen van sollicitaties naar de functie van senior GGP.
8.4.
Anders dan verweerder (subsidiair) aanvoert kan uit de beoordeling en de verklaring van [beoordelaar] in redelijkheid niet worden afgeleid dat eiser vóór eind 2012 niet potentieel geschikt werd geacht voor de functie van senior GGP. De verklaring ziet onmiskenbaar op de potentiële geschiktheid van eiser voor de functie van senior GGP ten tijde van belang, dat wil zeggen vanaf augustus/oktober 2011. Dat eiser zich op bepaalde punten nog verder moest ontwikkelen doet aan zijn potentiele geschiktheid niet af. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat “in potentie geschikt” niet betekent dat de betrokkene al op alle punten volledig geschikt is, maar naar verwachting binnen een redelijke termijn geschikt zal zijn.
8.5.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder zal met in achtneming van het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van eiser moet worden uitgegaan van een functioneren boven de norm en een verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen. De ingangsdatum van de bevordering zal 1 januari 2013 of eerder dienen te zijn, omdat eiser in ieder geval per 1 januari 2013 voldeed aan de voorwaarden voor doorstroming naar de functie van senior GGP.
8.6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8.7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.984,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 23 juli 2015;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-. aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1984,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.