ECLI:NL:RBDHA:2016:10977
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onjuiste toepassing van beleid inzake gezinsleven en verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man van Burundese nationaliteit en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De man had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van gezinsleven, maar deze was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een onjuiste toepassing had gegeven aan het beleid met betrekking tot gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris ten onrechte had aangenomen dat er geen sprake was van beschermenswaardig gezinsleven tussen de man en zijn uit een niet-huwelijkse relatie geboren zoon. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van het andere kind van de partner van de man, wat leidde tot een onvolledige belangenafweging. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de verschillende familiebanden in acht genomen moeten worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de man, vastgesteld op € 922,--.