In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de voormalige regiopolitie Haaglanden, en de korpschef van politie. Eiser had verzocht om doorstroming naar de functie van senior medewerker Gebiedsgebonden Politie (GGP) op basis van het loopbaanbeleid neergelegd in de circulaire Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Politie (HAP II). Het primaire besluit van 19 maart 2015, waarin het verzoek werd afgewezen, werd door de korpschef gemotiveerd met de stelling dat de overgelegde prestatiebeoordeling niet voldeed aan de voorwaarden, omdat deze scores van 6 bevatte. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelde dat hij door het bevoegd gezag was weerhouden om een beoordeling op te laten maken die voldeed aan de eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef in het bestreden besluit van 23 juli 2015 het bezwaar ongegrond verklaarde, maar dat de rechtbank in deze uitspraak oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag door de korpschef niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat eiser, gezien de bijzondere omstandigheden, in aanmerking had moeten komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. De rechtbank heeft de afwijzing vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.