ECLI:NL:RBDHA:2016:10749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Navordering van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen bij verzwegen omzet op buitenlandse bankrekening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, die in firmaverband een ijssalon exploiteert, een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 heeft ontvangen. De navorderingsaanslag was gebaseerd op een kasstorting van € 60.000 op een buitenlandse bankrekening, die eiser niet had aangegeven in zijn belastingaangifte. De rechtbank oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn, zoals bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), niet van toepassing is in deze situatie. De rechtbank stelt vast dat de kasstorting betrekking heeft op verzwegen Nederlandse omzet en dat de inspecteur niet bevoegd is om na te vorderen. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.920 en handhaaft het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op € 14.663. Tevens wordt de heffingsrente overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslag aangepast. Eiser wordt in de proceskosten van € 619 vergoed.