ECLI:NL:HR:2005:AT5946
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en de toepassing van artikel 16, lid 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende, directeur en grootaandeelhouder van A B.V., ontving in 1996 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 156.375, waarbij een verhoging van de nagevorderde belasting was opgelegd. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag en de verhoging gehandhaafd, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
De Hoge Raad oordeelt dat de provisieinkomsten die aan de belanghebbende zijn onttrokken, niet als in het buitenland opgekomen kunnen worden beschouwd. De Hoge Raad stelt vast dat de provisies, hoewel afkomstig van een Duitse vennootschap, via een Nederlandse vennootschap en bank zijn ontvangen. Dit betekent dat de betalingen niet in het buitenland zijn verricht, en de toepassing van artikel 16, lid 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing is. De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het Hof, dat oordeelde dat de oorsprong van de betalingen in Duitsland niet voldoende is om te concluderen dat de provisies in het buitenland zijn opgekomen. De Hoge Raad benadrukt dat de ontvangst van de gelden door de belanghebbende slechts een binnen Nederland plaatsgevonden hebbende gedraging ten grondslag heeft, waardoor het middel van de Staatssecretaris faalt.