Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
26 augustus 2016.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden. [eiser] vorderde een verbod voor de Staat om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te starten of voort te zetten, met als argument dat hij in een situatie van betalingsonmacht verkeert. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere veroordeling van [eiser] door het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij hij een gevangenisstraf van twintig maanden kreeg opgelegd voor diefstal met geweld, en een schadevergoedingsmaatregel van € 58.280,00. Deze schadevergoedingsmaatregel is gekoppeld aan vervangende hechtenis, wat betekent dat bij niet-betaling [eiser] een bepaalde tijd in hechtenis kan worden genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, ondanks meerdere aanmaningen en een eerdere schorsing van de hechtenis op basis van persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat niet onrechtmatig handelt door de vervangende hechtenis te laten uitvoeren, aangezien de wetgeving en het beleid van het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) dit toestaan. De rechtbank benadrukte dat de persoonlijke omstandigheden van [eiser] niet voldoende zijn om de tenuitvoerlegging van de hechtenis te verhinderen, en dat de Staat gehouden is om de opgelegde maatregelen uit te voeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevestigt dat de wetgever de mogelijkheid van vervangende hechtenis heeft voorzien, ook in gevallen van betalingsonmacht, en dat de Staat de uitvoering van deze maatregelen niet kan ontlopen.