Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 september 2016 in de zaken tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
[de werkgever], te [vestigingsplaats]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een docente, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de loonsanctie die aan haar werkgever was opgelegd. Eiseres had zich op 11 juni 2012 ziek gemeld en was in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in beroep gegaan tegen besluiten van het Uwv die betrekking hadden op de loonsanctie en de wachttijd van 104 weken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een onderbreking van de wachttijd van vier weken, zoals door eiseres werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek geen invloed had op de wachttijd voor de WIA. Eiseres had aangevoerd dat haar werkgever haar onmogelijk had gemaakt om gedurende een periode van meer dan vier weken te werken, maar de rechtbank concludeerde dat de ziekmeldingen van eiseres in die periode geen onderbreking van de wachttijd konden bewerkstelligen. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.