ECLI:NL:RBDHA:2015:9830
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.F. Frankruijter
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van vreemdelingenbewaring en toekenning van schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van vreemdelingenbewaring die op 5 mei 2015 was opgelegd aan eiser. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat niet duidelijk was op basis van welke eerdere maatregel eiser in bewaring was gesteld. Eiser had aangevoerd dat de maatregel niet kenbaar gemotiveerd was, wat in strijd was met eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank stelde vast dat de aanvullende maatregel van 5 mei 2015 niet voldoende was gemotiveerd en dat er geen bewijs was dat eiser eerder op 26 april 2015 in vreemdelingenbewaring was gesteld. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en verklaarde het beroep gegrond.
De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van in totaal € 3.065,- voor de onrechtmatige bewaring, bestaande uit € 105,- voor 1 dag onrechtmatige bewaring in een politiecel en € 2.960,- voor 37 dagen onrechtmatige bewaring in een huis van bewaring. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van € 980,-, te betalen aan de gemachtigde van eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel vermeld tegen deze uitspraak, waarbij binnen één week hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.