ECLI:NL:RBDHA:2015:9453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
10 augustus 2015
Zaaknummer
C/09/492418 / FA RK 15-5431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarigen en wijziging zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van haar minderjarige kinderen naar [plaats]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Boender-Radder, heeft aangevoerd dat zij met haar kinderen uiterlijk 19 augustus 2015 haar huidige woning moet verlaten en dat zij samen met haar nieuwe partner naar [plaats] wil verhuizen. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.S. Verboom, heeft verweer gevoerd en betwist dat de verhuizing in het belang van de kinderen is, omdat dit hun contact met hem zou bemoeilijken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de minderjarigen per 19 augustus 2015 hun huidige woning moeten verlaten en dat de moeder al enkele jaren samenwoont met haar huidige partner. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de minderjarigen afgewogen. De rechtbank oordeelt dat de verhuizing naar [plaats] de moeder in staat stelt haar leven met haar nieuwe partner en kinderen voort te zetten, terwijl het contact met de vader niet onredelijk wordt beperkt. De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend voor de verhuizing en de inschrijving van de kinderen op de basisschool in [plaats]. Tevens is de zorgregeling aangepast, waarbij de vader extra reiskostenvergoeding zal ontvangen.

De rechtbank heeft de zelfstandige verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen tijdelijk bij hem te bepalen en om de moeder te verplichten de kinderen opnieuw in te schrijven op de basisschool en hockeyclub in hun huidige woonomgeving afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-5431
Zaaknummer: C/09/492418
Datum beschikking: 30 juli 2015

Gezagsuitoefening

Uitgewerkte beschikking van de verkorte beschikking van 30 juli 2015 op het op 10 juli 2015 ingekomen verzoek van:

[moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Boender-Radder te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[vader]

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.S. Verboom te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 13 juli 2015, met producties, van de zijde van de moeder;
- het aanvullend verzoekschrift d.d. 14 juli 2015;
- de brief van de zijde van de moeder van 16 juli 2015 met als bijlagen de geboorteakten en uittreksels uit het gezagsregister;
- de brief van de zijde van de moeder van 23 juli 2015, tevens inhoudende een wijziging/aanvulling van het verzoek;
- de brief van de zijde van de moeder van 23 juli 2015, met als bijlagen de stukken betreffende het kort geding;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek.
Op 29 juli 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door mr. C.C. van Bodegom namens haar advocaat, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum] tot [datum] .
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te
[geboorteplaats] ,
- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het convenant, opgenomen.
- Bij dit echtscheidingsconvenant zijn partijen – voor zover hier van belang – het volgende overeengekomen:
- Partijen blijven het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uitoefenen.
- De minderjarigen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 23 januari 2013 is bepaald dat de minderjarigen vanaf 1 april 2013 bij de vader zullen zijn:
- in de even weken van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de minderjarigen haalt en brengt;
- in de even jaren in de krokusvakantie;
- in de meivakantie: in de even jaren de tweede week en in de oneven jaren de eerste week. Als de meivakantie uit één week bestaat: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- in de zomervakantie gedurende twee aaneengesloten weken;
- in de oneven jaren in de herfstvakantie;
- in de kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week en in de even jaren de tweede week;
- in de even jaren: op tweede kerstdag van 12.00 uur tot 27 december 12.00 uur en in de oneven jaren: op eerste kerstdag van 12.00 uur tot 26 december 12.00 uur;
- in de even jaren: op 1 januari 12.00 uur tot 2 januari 12.00 uur en in de oneven jaren: op 31 december 12.00 uur tot 1 januari 12.00 uur;
- op Vaderdag, ook indien Vaderdag in het weekend van de moeder valt, van 10.00 uur tot 16.00 uur;
- indien Moederdag in het weekend van de vader valt, keren de minderjarigen om 13.00 uur terug bij de moeder;
- op de verjaardag van de vader van 16.00 uur tot de volgende dag naar school;
- indien de verjaardag van de moeder in het weekend van de vader valt, keren de minderjarigen om 13.00 uur terug bij de moeder;
- op de verjaardagen van de minderjarigen en Sinterklaas zijn de minderjarigen daar waar zij volgens de verdeling van de weekeinden zouden moeten verblijven;
- tijdens de vakanties en feestdagen geldt de weekendregeling niet.
-Bij vonnis in kort geding van 15 juli 2015 is de moeder verboden om met de minderjarigen te verhuizen naar een woning buiten de regio Haaglanden.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) thans verzocht:
- vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van de minderjarigen met de moeder primair naar [plaats] en subsidiair – voor het geval de rechtbank die toestemming niet vóór 31 juli 2015 zou geven – naar de gemeente [plaats] en omgeving, althans te bepalen dat de vader ter zake zijn toestemming dient te verlenen;
- vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de minderjarigen op de [school] basisschool te [plaats] , althans te bepalen dat de vader ter zake zijn toestemming dient te verlenen;
- de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen bij de vader zijn in de even weken vanaf vrijdag 16.00 uur, waarbij de moeder de minderjarigen bij (grootvader) vader(szijde) ( [adres] ) brengt, tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader de minderjarigen bij de moeder brengt,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd. Tevens heeft de vader thans zelfstandig verzocht:
- te bepalen dat de moeder binnen zeven dagen na de beschikking de minderjarigen opnieuw dient in te schrijven bij basisschool ‘ [basisschool] alsmede bij hockeyclub [naam en plaats] of een andere hockeyclub in de regio [plaats] , althans de eerdere opzeggingen ongedaan dient te maken;
- te bepalen dat de minderjarigen (naar de rechtbank begrijpt, tijdelijk) hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader, thans wonende aan de [adres] , onder vaststelling van een zorgregeling tussen de minderjarigen en de moeder die de rechtbank juist acht.

Beoordeling

Ingevolge artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. De rechtbank beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de ouders.
Vervangende toestemming verhuizing naar [plaats]
De rechtbank zal, nu de beproeving van een vergelijk tussen partijen ter terechtzitting vergeefs is gebleken, de door de moeder verzochte vervangende toestemming beoordelen.
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarigen meebrengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de minderjarige (van [plaats] naar [plaats] ) toestemming van de vader behoeft.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen. Dit kan ertoe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarigen, hoezeer dat belang ook een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen. Uit de jurisprudentie blijken de volgende criteria een rol te kunnen spelen bij de beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing:
  • de vrijheid van een ouder om zijn/haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is voorbereid en doordacht;
  • het recht van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de door de verhuizende ouder aangeboden alternatieven dan wel compensatie om de gevolgen van de verhuizing (zoals vermindering van contact en extra kosten) te verzachten;
  • de bestendigheid van een nieuwe relatie van de verhuizende ouder;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderling overleg;
  • de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen zijn geworteld in hun omgeving;
  • het feit dat een ouder aangeeft niet te zullen verhuizen als de rechtbank geen vervangende toestemming geeft.
Standpunten van partijen
De moeder heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij met haar gezin uiterlijk
19 augustus 2015 haar huidige woning moet verlaten. De moeder woont samen met de minderjarigen, haar huidige partner en hun dochter van thans 2 jaar oud in een (huur)woning in [plaats] . Sinds februari 2012 heeft de moeder een relatie met haar huidige partner, de heer [partner moeder] . Hij heeft een sterke wens om terug te verhuizen naar de regio [plaats] , waar hij voorheen heeft gewoond. Hij heeft daar een groot sociaal netwerk en zijn twee kinderen (van thans 12 en 10 jaar oud) uit een eerder huwelijk wonen in [plaats] . Deze kinderen zijn om het weekend en in de vakanties bij de heer [partner moeder] , maar de uitvoering van deze zorgregeling gaat gepaard met veel spanningen en conflicten omdat de communicatie tussen de heer [partner moeder] en zijn ex-echtgenote niet goed verloopt. Met name de oudste zoon van de heer [partner moeder] heeft momenteel, gedurende de puberteit, veel behoefte aan (meer) contact met zijn vader en lijdt onder de huidige situatie. De moeder wil graag met haar partner mee verhuizen naar de regio [plaats] om zodoende het nieuwe samengestelde gezin bij elkaar te houden.
De moeder stelt dat zij met haar partner diverse opties heeft overwogen om te verhuizen naar een woning die voldoet aan alle eisen van hun gezin, waarbij ook de afstand tot de woonplaats van de vader ( [plaats] ) en tot de woonplaats van de kinderen van de heer [partner moeder] ( [plaats] ) zijn meegewogen. Uiteindelijk zijn zij tot de conclusie gekomen dat [plaats] op dit moment de beste mogelijkheden biedt. Toen zij aldaar een geschikt huis vonden, hebben zij op 29 juni 2015 een koopovereenkomst getekend onder voorbehoud van financiering, welk voorbehoud uiterlijk 3 augustus 2015 afloopt.
De moeder stelt dat zij de vader ruim een half jaar geleden op de hoogte heeft gebracht van haar verhuisplannen en dat de vader direct aangaf geen toestemming te zullen geven, waardoor er geen overleg mogelijk was. De moeder stelt dat zij de verhuizing goed heeft voorbereid. Zij en haar partner hebben in [plaats] , op loopafstand van de woning, een basisschool en een hockeyclub gevonden waar de minderjarigen in het nieuwe schooljaar/seizoen direct kunnen starten. De verhuizing kan in de zomervakantie plaatsvinden. Voorts stelt de moeder dat de verhuizing geen gevolgen heeft voor de huidige zorgregeling en dat het contact tussen de vader en de minderjarigen niet (onredelijk) wordt beperkt. De moeder stelt voor om de zorgregeling (iets) uit te breiden en om de minderjarigen naar de vader te brengen, terwijl de vader in de huidige situatie het brengen en halen voor zijn rekening neemt, zodat de regeling voor de vader tot weinig extra reistijd en/of -kosten zal leiden.
De moeder weet niet wat haar partner zal doen als zij geen vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing.
De vader heeft de noodzaak voor de verhuizing naar [plaats] (en buiten de regio [plaats] betwist. Hij acht het niet in het belang van de minderjarigen om hen uit hun vertrouwde omgeving weg te halen. De vader stelt dat een verhuizing naar [plaats] een onredelijke belemmering van het contact met de minderjarigen oplevert, hetgeen niet te compenseren valt. De minderjarigen kunnen, als zij groter worden, in de huidige situatie zelfstandig naar de vader fietsen en hij speelt een actieve rol op de school en de hockeyclub van de minderjarigen. Dit zal wegvallen als de minderjarigen naar [plaats] verhuizen. Zij zullen om het weekend lange tijd in de auto moeten zitten. Bovendien zal de vader meermalen op en neer moeten rijden als de minderjarigen in het weekend in [plaats] gaan hockeyen. Daarnaast is de vader het niet eens met de manier waarop de moeder de verhuizing zonder zijn toestemming doorzet, door een huis in [plaats] te kopen en de minderjarigen uit te schrijven van hun basisschool in [plaats] en hun hockeyclub in [plaats] . De vader maakt zich bovendien zorgen over de bestendigheid van de relatie tussen de moeder en haar huidige partner, die kennelijk hoe dan ook naar [plaats] zal verhuizen, ook als de moeder hiervoor geen vervangende toestemming krijgt. In dit licht verzoekt de vader zelfstandig om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen – naar de rechtsbank begrijpt tijdelijk, totdat de moeder (al dan niet met haar partner) een andere woning in de regio [plaats] heeft gevonden – bij hem te bepalen.
Beoordeling
Vast staat dat de moeder en de minderjarigen per 19 augustus 2015 zullen moeten vertrekken uit hun huidige huurwoning in [plaats] . De moeder heeft onweersproken gesteld dat de minderjarigen daardoor hoe dan ook hun huidige vertrouwde omgeving en basisschool moeten verlaten. Voorts staat vast dat de moeder al enkele jaren samenwoont met haar huidige partner, met wie zij in oktober 2013 een dochter heeft gekregen. In zoverre is sprake van een bestendige relatie. De moeder heeft haar leven aldus opnieuw ingericht met haar nieuwe partner en de kinderen en wil dit leven voortzetten in [plaats] . Naar het oordeel van de rechtbank maakt de sterke wens van de partner van de moeder om terug te keren naar de regio [plaats] en zijn belang om dichter bij de kinderen uit zijn eerdere relatie te wonen nog niet dat sprake is van noodzaak tot verhuizing naar [plaats] . Wel heeft de moeder een zwaarwegend belang aangetoond om het leven dat zij de afgelopen jaren heeft opgebouwd met haar nieuwe partner, voort te zetten in [plaats] .
Het feit dat de moeder niet weet wat haar partner gaat doen zij als geen toestemming krijgt voor de verhuizing, maakt niet dat getwijfeld moet worden aan de bestendigheid van de relatie tussen haar en haar partner. Mogelijk verhuist de partner dan zonder de moeder, maar gesteld noch gebleken is dat in dat geval ook de relatie zou worden verbroken.
Tegenover het belang van de moeder om naar [plaats] te verhuizen staat het recht van de vader en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving. De rechtbank is van oordeel dat met een verhuizing van de moeder en de minderjarigen naar [plaats] de frequentie van de huidige zorgregeling in stand kan blijven, omdat de reisafstand tussen [plaats] en [plaats] relatief goed te overbruggen is (66 km/45 minuten met de auto zonder files). De reistijd en -afstand zal wel toenemen en de minderjarigen zullen in [plaats] een sociaal leven gaan opbouwen, waardoor het risico bestaat dat de zorgregeling op de duur ingeperkt zal worden, zeker als de moeder niet meewerkt aan een (soepele) uitvoering daarvan. De rechtbank leidt uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting af dat de moeder de neiging heeft om de vader voor voldongen feiten te stellen en de zorgregeling stop te zetten als de vader iets doet waar zij het niet mee eens is. Hoewel de rechtbank het bestaan van dit risico erkent, ziet zij hierin onvoldoende reden om aan te nemen dat het contact tussen de vader en de minderjarigen onredelijk zal worden beperkt door een verhuizing naar [plaats] . De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de moeder – in het belang van de minderjarigen – in het vervolg op meer constructieve wijze met de vader overleg zal voeren en de zorgregeling zal blijven nakomen en wijst haar op haar wettelijke plichten als medegezaghebbende ouder. Goed contact met hun vader is in het belang van de kinderen.
Het voorgaande in overweging nemende, komt de rechtbank tot het oordeel dat het belang van de vader op onverminderd contact met de minderjarigen minder zwaar weegt dan het belang van de moeder bij de toestemming om met de minderjarigen naar [plaats] te mogen verhuizen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de voorgenomen verhuizing de moeder in de gelegenheid stelt om het leven dat zij heeft opgebouwd met de minderjarigen, haar huidige partner en hun dochter voort te zetten in een comfortabele woonomgeving op een niet onredelijke afstand van de woonplaats van de vader en dichterbij de twee kinderen van de partner van de moeder. Naar het oordeel van de rechtbank wordt voldoende tegemoet gekomen aan het belang van de vader en de minderjarigen doordat de huidige zorgregeling kan worden voortgezet. Daarbij overweegt de rechtbank dat het contact met de minderjarigen in hun huidige omgeving zoals de vader zich dat (op termijn) voorstelt en begrijpelijkerwijze wenst, alleen mogelijk is als de moeder met de minderjarigen op korte afstand van zijn woonplaats blijft wonen. Dit acht de rechtbank een onredelijke beperking voor de moeder in haar recht en belang haar leven ook met haar nieuwe partner en hun gezamenlijke kind vorm te geven. Afgezien van de langere reisafstand is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het belang van de minderjarigen door een verhuizing naar [plaats] wordt geschaad. Bovendien komen de minderjarigen binnen enkele jaren op een leeftijd waarop zij zelf kunnen aangeven dat zij naar de vader toe willen en kunnen zij op termijn ook zelfstandig met de trein naar hem toe reizen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de moeder vervangende toestemming verlenen om met de minderjarigen naar [plaats] te verhuizen.
De zelfstandige verzoeken van de vader te bepalen dat de minderjarigen (tijdelijk) hun hoofdverblijf bij hem krijgen en dat de moeder de minderjarigen opnieuw dient in te schrijven op de basisschool en hockeyclub in hun huidige woonomgeving, zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.
Vervangende toestemming inschrijving [school] basisschool te [plaats]
De vader heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij tot op heden niet heeft ingestemd met inschrijving van de minderjarigen op de [school] basisschool in [plaats] , omdat hij niet akkoord was met de verhuizing naar [plaats] . Indien de moeder toestemming krijgt om met de minderjarigen naar [plaats] te verhuizen, verzet hij zich niet tegen inschrijving van de minderjarigen op deze basisschool. De rechtbank zal de moeder vervangende toestemming verlenen om de minderjarigen in te schrijven op de [school] basisschool in [plaats] .
Zorgregeling
De moeder heeft voorgesteld om in geval van verhuizing naar [plaats] de huidige zorgregeling, zoals vastgesteld door het Gerechtshof Den Haag bij beschikking van
23 januari 2013, voort te zetten en (iets) uit te breiden ter compensatie van de vader. De moeder heeft aangeboden om de minderjarigen naar de vader toe te brengen, terwijl de vader op dit moment zowel het halen als het brengen op zich neemt. Daarnaast heeft de moeder voorgesteld dat de minderjarigen op zondag tot 19.00 uur (in plaats van 18.00 uur) bij de vader zijn en eventueel gedurende een aantal extra dagen in aanvulling op de huidige vakantie- en feestdagenregeling.
De vader heeft aangegeven dat hij – indien de moeder toestemming krijgt voor de verhuizing – kan instemmen met deze wijziging van de zorgregeling, maar dat hij vindt dat de extra reistijd en -kosten onvoldoende worden gecompenseerd. Bovendien zal de vader, als de minderjarigen op vrijdagmiddag of zaterdag in [plaats] gaan hockeyen, in het weekend meerdere keren op en neer moeten rijden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de moeder voorgestelde zorgregeling qua omvang en frequentie voldoende recht doet aan de rol die de vader thans ook speelt in het leven van de minderjarigen. De rechtbank zal deze zorgregeling vaststellen, zodat de huidige weekendregeling gehandhaafd blijft en de minderjarigen per omgangsweekend één uur langer en in aanvulling op de regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen (maximaal) vijf extra dagen bij de vader zullen zijn.
Omdat de vader extra reiskosten zal moeten maken, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de moeder de vader hiervoor maandelijks een vergoeding dient te betalen. De vader zal de minderjarigen om de week op zondag vanuit [plaats] in [plaats] moeten
terugbrengen in plaats van in [plaats] . Op basis van een gemiddelde kilometerprijs van € 0,19, acht de rechtbank het redelijk dat de moeder de vader voor de extra kosten een vergoeding betaalt van € 40,- per maand. De rechtbank zal deze reiskostenvergoeding vastleggen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 23 januari 2013 en het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 15 juli 2015:
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – ten behoeve van de verhuizing naar [plaats] met de minderjarigen:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te ’s-Gravenhage,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – ten behoeve van de inschrijving van de minderjarigen op de [school] basisschool te [plaats] ;
bepaalt dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn:
  • in de even weken vanaf vrijdag 16.00 uur, waarbij de moeder de minderjarigen bij de (groot)vader (vaderszijde) brengt, tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader de minderjarigen bij de moeder brengt,
  • alsmede maximaal vijf extra dagen ten opzichte van en in aanvulling op de voormelde door het Gerechtshof bij beschikking van 23 januari 2013 vastgestelde vakantie- en feestdagenregeling, in onderling overleg tussen partijen te bepalen;
bepaalt dat de moeder voor door de vader te maken extra reiskosten in verband met de uitvoering van de zorgregeling aan hem een vergoeding betaalt van € 40,-- per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, J.M. Vink en K.M. Braun, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.N. van Limpt-Schrover als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2015.