ECLI:NL:RBDHA:2015:9232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 13518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het verlengingsbesluit van de vrijheidsontnemende maatregel na asielverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Ghanese nationaliteit, tegen het verlengingsbesluit van de vrijheidsontnemende maatregel. Eiser was op 14 januari 2015 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet en had op 24 juli 2015 een asielverzoek ingediend. De rechtbank oordeelt dat bij de beoordeling van het beroep tegen het verlengingsbesluit ook de nieuwe maatregel die na de asielaanvraag is opgelegd, moet worden betrokken. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en stelt vast dat de samenhang tussen de eerdere en de nieuwe maatregel zodanig is dat de nieuwe maatregel als een nieuw besluit moet worden beschouwd.

De rechtbank overweegt dat de verweerder in zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de gronden voor de bewaring nog steeds van toepassing zijn. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat er minder dwingende maatregelen zijn die doeltreffend kunnen worden toegepast. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van de verweerder uitvalt, omdat eiser actief heeft gefrustreerd dat hij zou worden uitgezet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/13518
V-nr: [v-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 4 augustus 2015 in de zaak tussen

[eiser]

geboren op [geboortedag] 1984, van Ghanese nationaliteit, eiser
(gemachtigde mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Steenstra).

Procesverloop

Op 14 januari 2015 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij besluit van 10 juli 2015 heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 13 juli 2015 verlengd met ten hoogste 12 maanden.
Bij beroepschrift van 13 juli 2015 heeft eiser beroep ingesteld.
Op grond van artikel 94, vijfde lid, in samenhang met artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft op 24 juli 2015 een asielverzoek gedaan. Verweerder heeft vervolgens de maatregel op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 opgeheven en eiser op grond van artikel 59b Vw 2000 in bewaring gesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 28 juli 2015. Eiser is vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Aan de orde is het beroep tegen het verlengingsbesluit van 10 juli 2015. Eiser heeft daarna op 24 juli 2015 asiel aangevraagd, waarna hij op grond van artikel 59b Vw 2000 in bewaring is gesteld. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de beoordeling van de nieuwe maatregel kan worden betrokken in het onderhavige beroep. Dit kan volgens verweerder omdat tegen het beroep met betrekking tot het verlengingsbesluit de mogelijkheid tot het indienen van hoger beroep openstaat. Artikel 6.19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan daarom worden toegepast in de onderhavige zaak volgens verweerder.
1.2
De rechtbank is met verweerder, maar op geheel andere gronden dan verweerder, van oordeel dat bij de beoordeling van het beroep tegen het verlengingsbesluit ook de periode na het indienen van de asielaanvraag op 24 juli 2015 moet worden betrokken. De rechtbank verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling) van 9 maart 2009 met kenmerk ECLI:NL:RVS:2009:BH6972. In verband met de asielaanvraag van eiser op 24 juli 2015 was voor de inbewaringstelling op grond van artikel 59b van de Vw 2000 een nieuwe maatregel noodzakelijk. Dat neemt evenwel niet weg dat laatstgenoemde maatregel ertoe strekt de bewaring van eiser, zij het op een andere grondslag, te laten voortduren. Tussen de opgeheven eerdere maatregel en de daarop aansluitende hernieuwde inbewaringstelling bestaat een zodanige samenhang dat dit laatste besluit is aan te merken als een nieuw besluit dat in de plaats treedt van de voorgaande inbewaringstelling. Gelet daarop betrekt de rechtbank het besluit van 24 juli 2015 met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb bij de beoordeling van het bij haar aanhangige beroep tegen het verlengingsbesluit. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de bewaring feitelijk voortduurt en dat het zich niet met de vereiste rechtsbescherming van eiser zou verdragen om niet tegelijkertijd te oordelen over de op 24 juli 2015 opgelegde maatregel van artikel 59b Vw 2000. De rechtbank deelt niet het standpunt van verweerder dat het al dan niet kunnen indienen van hoger beroep als onderscheidend criterium moet worden aangemerkt voor de vraag of toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb aan de orde is.
2.1
Eiser voert ten aanzien van het verlengingsbesluit aan dat verweerder in strijd met het verdedigingsbeginsel heeft gehandeld. Weliswaar is op 1 juli 2015 een bericht aan eisers gemachtigde gezonden waarin het voornemen tot verlengen van de bewaring kenbaar wordt gemaakt, maar dit voornemen bevat geen gronden of motivering waarom de bewaring wordt verlengd. Een verwijzing naar het laatste bijgevoegde vertrekgesprek acht eiser daartoe onvoldoende.
2.2
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 14 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY7400) overwogen dat een bestuursorgaan alvorens een verlengingsbesluit te nemen, de vreemdeling de gelegenheid moet geven daarover opmerkingen te maken. Aan de vreemdeling moet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig worden toegelicht welke feiten en omstandigheden aan het verlengingsbesluit ten grondslag zijn gelegd alsmede wat de rechtsgevolgen van dat besluit zijn. Tevens dient verweerder ook de gemachtigde van de vreemdeling in kennis te stellen van het voornemen een verlengingsbesluit te nemen, teneinde de gemachtigde in de gelegenheid te stellen de vreemdeling bij te staan in zijn reactie op het te nemen verlengingsbesluit.
2.3
De rechtbank overweegt dat uit het vertrekgesprek van 30 juni 2015 blijkt dat aan eiser is uitgelegd dat verweerder voornemens is de bewaring te verlengen met maximaal twaalf maanden, omdat de initiële feiten en omstandigheden die de maatregel van bewaring vorderden nog steeds relevant en van toepassing zijn op eiser. Verweerder heeft deze feiten en omstandigheden met eiser besproken en eiser is in de gelegenheid gesteld zijn reactie te geven. Eiser heeft gezegd dat hij zijn lesje heeft geleerd en dat hij zodra hij vrijkomt zo spoedig mogelijk documenten gaat regelen. Verder heeft eiser beloofd dat hij Nederland zal verlaten zodra hij vrijkomt. Verder blijkt uit het dossier dat verweerder eisers gemachtigde per faxbericht van 1 juli 2015 heeft geïnformeerd over het voornemen de bewaring van eiser te verlengen met maximaal twaalf maanden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hiermee aan de door de Afdeling onder 1.2 genoemde voorwaarden is voldaan en dat er geen sprake is van strijd met het verdedigingsbeginsel. Deze beroepsgrond faalt.
3.1
Eiser voert verder aan dat de door verweerder gestelde gronden de maatregel niet kunnen dragen. Eiser meent dat er minder dwingende maatregelen zijn die doeltreffend kunnen worden toegepast. Eiser heeft immers te kennen gegeven dat hij zijn lesje heeft geleerd en dat hij, zodra hij vrijkomt documenten zal regelen en Nederland zal verlaten. Eiser meent dat mede daarom verlenging van de bewaring niet langer gerechtvaardigd is te achten. Eisers hele familie woont legaal in Nederland. Eiser heeft altijd bij iemand ingewoond en is volledig ingeburgerd. Verweerder dient eiser de kans te geven om, bijvoorbeeld met een meldplicht en opgave van verblijfplaats, zelf een laissez passer of paspoort te regelen.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een lichter middel niet doeltreffend kan worden toegepast, gelet op de aan het besluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden en het niet meewerken van eiser aan zijn uitzetting door, nadat hij had verklaard te willen vertrekken met de IOM of Bridge to Better en een vlucht was geboekt, tijdens de presentatie bij de Ghanese autoriteiten op 4 maart 2015 kenbaar te maken toch niet te willen vertrekken. De enkele stelling van eiser dat hij zijn lesje heeft geleerd en dat hij Nederland zal verlaten zodra hij vrijkomt, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de gronden die tot de bewaring van eiser hebben geleid, nog steeds van toepassing zijn.
4.1
Tevens voert eiser aan dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiser binnen een redelijke termijn kan worden uitgezet. De Ghanese autoriteiten hebben op 4 februari 2015 reeds een laissez passer (lp) toegezegd, maar tot op heden is er geen lp afgegeven. Er is veelvuldig contact geweest tussen verweerder en de Ghanese autoriteiten en in het verlengingsbesluit heeft verweerder vermeld dat de consul op 1 juli 2015 wederom een lp heeft toegezegd. Dit blijkt echter niet uit de voortgangsrapportage.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen redelijke termijn niet ontbreekt. Zoals hierboven is overwogen hebben de Ghanese autoriteiten in februari 2015 een lp toegezegd omdat eiser had verklaard met Bridge to Better te willen vertrekken. Eiser is vervolgens op 4 maart 2015 door de IOM gepresenteerd bij de Ghanese autoriteiten. Tijdens deze presentatie verklaarde eiser dat hij niet vrijwillig wilde terugkeren naar Ghana. De Ghanese consul heeft daarop laten weten dat de afgifte van een lp herbeoordeeld zal worden, omdat eiser te kennen heeft gegeven niet vrijwillig naar Ghana te willen reizen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voortduren van de bewaring voor rekening en risico van eiser komt nu van eiser in het kader van de op hem rustende meewerkverplichting mag worden verwacht dat hij meewerkt aan vertrek naar Ghana. Omdat eiser op 24 juli 2015 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend, kan verweerder zolang die aanvraag in behandeling is overigens geen uitzethandelingen verrichten.
5.1
Eiser meent verder dat de grond “documentatie ontbreekt” in het verlengingsbesluit hem niet mag worden tegengeworpen omdat het aan de houding van de Ghanese autoriteiten is te wijten dat er nog steeds geen lp is afgegeven.
5.2
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven in rechtsoverweging 4.2 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat deze grond eiser kan worden tegengeworpen.
6.1
Verder meent eiser dat hij wel heeft meegewerkt aan het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Deze staan immers vast. Bovendien heeft eiser in het vertrekgesprek van 30 juni 2015 gezegd dat hij documenten wil regelen en Nederland wil verlaten.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser kan worden tegengeworpen dat hij niet meewerkt aan het onderzoek. De enkele stelling van eiser dat hij zijn lesje heeft geleerd en Nederland wil verlaten, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
7.1
Voorts heeft eiser aangevoerd dat de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. Eiser meent dat hierbij dient mee te wegen dat hij jong is, vast onderdak heeft of kan krijgen bij familie in Nederland, dat hij weet rond te komen met het geld dat hij heeft en dat hij ondersteunt wordt door zijn familie. Bovendien zijn de Ghanese autoriteiten tot op heden weigerachtig een lp af te geven en duurt de bewaring lange tijd voort. De kans dat eiser een lp krijgt van de Ghanese autoriteiten wanneer hij hierom vanuit vrijheid verzoekt, is vele malen groter te achten dan de manier waarop het nu gaat.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank valt de belangenafweging vooralsnog in het voordeel van verweerder uit. Eiser frustreert actief de uitzetting door bij de presentatie bij de Ghanese autoriteiten op 4 maart 2015 te verklaren dat hij niet vrijwillig naar Ghana wil vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank dient de omstandigheid dat de Ghanese autoriteiten geen lp hebben afgegeven voor rekening en risico van eiser te komen.
8.1
Eiser voert aan dat de nieuwe maatregel op grond van artikel 59b Vw 2000 onvoldoende is gemotiveerd en dat de belangenafweging in het voordeel van eiser had dienen uit te vallen. Verweerder stelt dat het niet om een oprechte asielaanvraag gaat, omdat eiser niet eerder asiel heeft aangevraagd. Eiser is echter van mening dat hij dat moment zelf mag bepalen. Of eisers aanvraag oprecht is, zal blijken uit het eerste gehoor. De voortzetting van de bewaring zou noodzakelijk zijn met het oog op verkrijgen van gegevens en het beoordelen van de aanvraag. Eiser meent dat hij ook kan worden vrijgelaten met een meldplicht. Eiser heeft veel familie hier en heeft meegewerkt aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit en heeft een berustende houding.
8.2
De rechtbank overweegt dat het dossier stukken bevat waaruit een belangenafweging blijkt. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de op hem rustende verplichting om een kenbare belangenafweging te maken. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat geen andere maar minder dwingende maatregel kon worden toegepast. Verweerder heeft dit toegelicht in de maatregel van bewaring en het proces-verbaal van belangenafweging van 24 juli 2015. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder bij de belangenafweging heeft betrokken dat eiser te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer. Voor eiser was op 25 juli 2015 een vlucht geboekt naar Ghana. Door de Ghanese autoriteiten was een lp voor hem afgegeven. Een dag voor vertrek verklaart eiser aan dat zijn leven in gevaar was. Eiser had vanaf 14 januari 2015 de gelegenheid om een dergelijke aanvraag in te dienen en hij heeft dit niet gedaan. Uit het bovenstaande kon verweerder de indruk krijgen dat het hier niet gaat om een oprechte asielaanvraag. Eisers betoog faalt.
9. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregelen in strijd zijn met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
10. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van
M.M.J. Mooijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: MM
Coll:
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.