ECLI:NL:RBDHA:2015:8232
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van dagplaatshouder van de daguitdeling op basis van overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een dagplaatshouder die door de burgemeester en wethouders van Den Haag was uitgesloten van de daguitdeling voor de duur van één jaar. De uitsluiting volgde op een besluit van 19 mei 2015, waarbij de verzoeker was uitgesloten vanwege overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 3 juli 2015 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de bodemprocedure. De verzoeker voerde aan dat er geen grondslag was voor zijn uitsluiting op basis van het Marktreglement en de Marktverordening, terwijl de verweerder stelde dat de overtreding van de Wav wel degelijk als wangedrag of bedrog kon worden aangemerkt.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de regelgeving voldoende grondslag bood voor de uitsluiting van de verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de verzoeker niet opwogen tegen het belang van de verweerder om een eerlijke en transparante markt te waarborgen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.