ECLI:NL:RBDHA:2015:7669
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met verliesverrekening
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.M. van Kuijeren, beroep ingesteld tegen de uitspraak van verweerder inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarbij hij aanvoert dat er rekening gehouden moet worden met een verlies van € 3.086 dat hij in eerdere jaren heeft geleden. De rechtbank heeft op 9 april 2015 de mondelinge uitspraak gedaan, waarin het beroep ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 26 maart 2015 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij recht heeft op verliesverrekening. Hij heeft zijn onderneming in 2000 overgedragen, maar de overnameprijs nooit ontvangen, wat volgens hem een reden is om het verlies te verrekenen. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 3.151, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, de inspecteur het verlies bij voor bezwaar vatbare beschikking moet vaststellen. Aangezien er geen dergelijke beschikking in het verleden is gegeven, kan eiser geen aanspraak maken op verliesverrekening.
Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar ook dit beroep faalde. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat verweerder het verlies in voorgaande jaren heeft geaccepteerd. De rechtbank concludeert dat de aanslag correct is vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.