ECLI:NL:RBDHA:2015:7669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
6 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 11295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met verliesverrekening

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.M. van Kuijeren, beroep ingesteld tegen de uitspraak van verweerder inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarbij hij aanvoert dat er rekening gehouden moet worden met een verlies van € 3.086 dat hij in eerdere jaren heeft geleden. De rechtbank heeft op 9 april 2015 de mondelinge uitspraak gedaan, waarin het beroep ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 26 maart 2015 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij recht heeft op verliesverrekening. Hij heeft zijn onderneming in 2000 overgedragen, maar de overnameprijs nooit ontvangen, wat volgens hem een reden is om het verlies te verrekenen. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 3.151, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, de inspecteur het verlies bij voor bezwaar vatbare beschikking moet vaststellen. Aangezien er geen dergelijke beschikking in het verleden is gegeven, kan eiser geen aanspraak maken op verliesverrekening.

Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar ook dit beroep faalde. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat verweerder het verlies in voorgaande jaren heeft geaccepteerd. De rechtbank concludeert dat de aanslag correct is vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/11295

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 april 2015 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser(gemachtigde: mr. A.M. van Kuijeren),

en

[P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2013 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.021 (de aanslag)

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigers].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 19 februari 2014 aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2013 naar een inkomen uit werk en woning van € 13.021.
2. Op 24 mei 2014 heeft verweerder de aanslag opgelegd conform de door eiser ingediende aangifte.
3. Tegen de aanslag heeft eiser bezwaar gemaakt. Eiser stelt in zijn bezwaarschrift dat rekening moet worden gehouden met een nog te verrekenen verlies van € 3.086. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
4. In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Meer specifiek in geschil is of bij het vaststellen van de aanslag rekening moet worden gehouden met een verlies uit eerdere jaren van € 3.086.
5. Eiser neemt het standpunt in dat hij recht heeft op verliesverrekening, omdat hij zijn onderneming in het jaar 2000 heeft overgedragen aan een derde maar de overnameprijs
- waar hij wel belasting over heeft betaald - nooit heeft ontvangen. Ook stelt eiser dat is gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. .
6. Op grond van artikel 3.151, eerste lid, van de Wet IB 2001, stelt de inspecteur het bedrag van een verlies uit werk en woning vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Tussen partijen is niet in geschil dat een dergelijke beschikking in het verleden nimmer is gegeven. De mogelijkheid om verliezen uit voorgaande jaren te verrekenen op grond van genoemde wettelijke bepaling ontbreekt daarom (zie ook uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 11 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3808).
7. Eiser heeft in dit verband nog een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel faalt. Eisers stelling dat verweerder het verlies al vanaf het jaar 2000 ieder jaar zou hebben geaccepteerd, is niet onderbouwd met stukken. Ook uit de door verweerder ter beschikking gestelde aanslaggegevens blijkt niet van de door eiser bedoelde verliesverrekening. Eisers gemachtigde heeft weliswaar in verschillende jaren op de aangifte een verlies vermeld, maar dat verlies is door verweerder niet in aanmerking genomen.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.