ECLI:NL:RBDHA:2015:7198
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige bekering en onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening van een Chinese verzoekster die asiel heeft aangevraagd. De asielaanvraag van verzoekster is afgewezen omdat haar bekering tot het christendom en de problemen die zij in verband daarmee heeft gesteld, niet geloofwaardig worden geacht. De verzoekster heeft geen documenten kunnen overleggen ter ondersteuning van haar bekering, en haar verklaringen zijn als bevreemdend, vaag en summier beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende kennis van het christendom heeft en dat het weggooien van haar paspoort en vliegticket afbreuk doet aan de oprechtheid van haar verhaal. Hoewel de voorzieningenrechter heeft erkend dat verzoekster een plausibele verklaring heeft gegeven voor het te laat indienen van haar asielaanvraag, heeft dit niet geleid tot een geslaagd beroep.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de verklaringen van verzoekster over haar bekering en de gestelde vervolging in China onvoldoende inzicht geven in het proces van bekering en de motieven daarvoor. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat de gestelde bekering ongeloofwaardig is, en dat dit leidt tot de conclusie dat het beroep geen redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.