ECLI:NL:RBDHA:2015:6413
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag en werkloosheidsuitkering: beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een onderwijsinstelling, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WW-uitkering aan een werknemer die door eiseres was ontslagen. De werknemer was op 1 augustus 1998 in dienst getreden als docent, maar zijn functioneren leidde tot ernstige kritiek van collega's en studenten. Eiseres heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei 2014, met als reden dat de werknemer in ernstige mate onbekwaam was en dat de arbeidsverhouding verstoord was. De werknemer heeft tegen het ontslag beroep ingesteld bij de commissie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de werknemer een WW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft het bezwaar van eiseres tegen de toekenning van de uitkering ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen subjectieve dringende reden voor het ontslag aanwezig was, omdat eiseres niet tijdig actie had ondernomen na de signalen van disfunctioneren van de werknemer. De rechtbank concludeert dat de gedragingen van de werknemer geen (subjectieve) dringende reden voor ontslag vormden, en dat er derhalve geen sprake was van verwijtbare werkloosheid. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.